Zwemmen is in het algemeen het zich vrijelijk bewegen van een dierlijk ligchaam in het water of in eene andere vloeistof, waartoe dan alleen mogelijkheid bestaat, wanneer zoodanig ligchaam soortelijk ligter is dan water, wanneer het, schoon zelf soortelijk zwaarder, met soortelijk ligtere voorwerpen verbonden wordt, alsmede door waterwegstuwende bewegingen. Wil de mensch drijvende blijven aan de oppervlakte van het water, zoo kan hij daartoe zwemblazen, zwemgordels, scaphanders enz. gebruiken. De meest volmaakte zwemtoestel is tot nu toe het door Boyton uitgevonden zwemkleed van waterdigte stof. Het bestaat uit een zwembroek met daarmede verbondene laarzen en een zwembuis met eene kap, die alleen het aangezigt vrij laat.
Beide kleedingstukken worden door een gordel waterdigt verbonden. Ook is dat gewaad van buizen voorzien, welke de zwemmer met lucht kan vullen. Het eigenlijke zwemmen evenwel bestaat in een willekeurig zich voortspoeden in het water in elke rigting. Dit geschiedt in de eerste plaats door de visschen, die door middel van de zwemblaas hun soortelijk gewigt kunnen veranderen. Ook de landdieren kunnen bijna allen zwemmen. Zij steken daarbij slechts den neus uit het water omhoog, terwijl voor ’t overige het geheele ligchaam onder zijne oppervlakte blijft. Veelmoeijelijker is het zwemmen voor den mensch; deze moet zich in het zwemmen oefenen, daar hij niet, zooals de dieren, in zijne gewone houding kan blijven en daarenboven het geheele hoofd boven water wenscht te houden. Door het maken van gepaste bewegingen blijft hij echter boven water.
De bewering, dat de mensch niet zinkt, indien hij slechts met gewelfde borst zich op den rug legt en alleen neus en mond boven water houdt, terwijl hij diep blijft inademen, is niet volkomen juist. Voorzeker is deze houding de meest gunstige voor den zwemmer, zoodat hij die aanneemt, wanneer hij wil uitrusten, maar ook dan zelfs moeten de meest ervaren zwemmers eenige beweging maken om het zinken te verhoeden. Wil men daarenboven zich voortspoeden, dan moet men met de ledematen als het ware tegen het water drukken en stooten om zoodoende het ligchaam voort te stuwen. Zal dit op eene doelmatige wijze geschieden, dan dienen de ledematen harmonisch en bij afwisseling te werken. Wie zonder onderrigt zich in het zwemmen oefent, zal doorgaans de zwemmethode der honden volgen en zich sterk vermoeijen, terwijl men aan de zwemscholen den kikvorsch tot voorbeeld neemt. Men kan zich vooraf in die bewegingen oefenen op het drooge, bepaaldelijk op een hangtoestel. Gaat vervolgens de leerling te water, dan houdt de zwemmeester hem vast aan eene lijn, met een gordel aan het ligchaam van den zwemmer bevestigd. Het boveneinde van die lijn is aan den hengelstok vastgehecht, welke zich in de hand van den zwemmeester bevindt.
Heeft de leerling genoeg bedrevenheid in de verschillende bewegingen verkregen, dan zwemt hij aan de slappe lijn, die hem beveiligt voor het geval, dat hij zich niet boven water kan houden. Is hij eindelijk in staat tot dit laatste, dan heeft hij de lijn niet langer noodig. Tot de verdere zwemefeningen behooren het zwemmen op den rug, het watertreden en het duiken, — voorts het zwemmen met ééne hand en met gekruiste armen en eindelijk het springen van aanmerkelijke hoogten in het water, zoowel met het hoofd als met de voeten vooraan. Het zwemmen valt des te gemakkelijker naarmate het water soortelijk zwaarder is; zeewater is derhalve gunstiger voor den zwemmer dan rivierwater. Het zwemmen is eene oude kunst, zoowel bij de Grieken en Romeinen als bij de Germanen in zwang. Later werd zij verwaarloosd, doch toen men in het laatst der voorgaande eeuw bedacht begon te worden op doelmatige ligchaamsoefeningen, werd zij op nieuw met kracht aanbevolen. Ook in ons Vaderland bestaan in de meeste groote steden zwemscholen en bassins, waar zwemmers zich kunnen verkwikken, terwijl zwemwedstrijden nu en dan den vooruitgang dier edele kunst verkondigen. Met vertrouwen bezigen wij dit bijvoegelijk naamwoord, daar het zwemmen de zindelijkheid, de stofwisseling, de spierkracht en alzoo de gezondheid bevordert en daarenboven dengene, die in deze kunst ervaren is, in staat stelt, bij gevaar van verdrinken zich zelven en anderen te redden.