Werkwoorden vervoegen
zwemmen
Tegenwoordige tijd zwemmen
Ik zwem
Jij/U zwemt
Hij/Zij/Het zwemt
Wij zwemmen
Jullie zwemmen
Zij zwemmen
Verleden tijd van zwemmen
Ik zwom
Jij/U zwom
Hij/Zij/Het zwom
Wij zwommen
Jullie zwommen
Zij zwommen
Voltooid deelwoord van zwemmen
gezwommen
Tegenwoordig deelwoord van zwemmen
zwemmend