Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zwemblaas

betekenis & definitie

Zwemblaas (De) is een ingewand, hetwelk men bepaaldelijk bij de visschen, inzonderheid bij de steuren en bij vele beenige visschen aantreft. Zij ligt boven het darmkanaal tegen den ruggegraat, maar onder de nieren en is bijkans altijd een onparig, symmetrisch orgaan. De wanden bestaan uit twee vliezen, een uitwendig peesachtig vlies en een inwendig dun en vaatrijk slijmvlies, dat aan de binnenvlakte met plaatvormig epithelium is bekleed. Bij sommige visschen loopt eene buis van deze blaas naar den slokdarm of naar de maag, — bij enkele is eene spleet aanwezig, die onmiddellijk van den slokdarm naar de zwemblaas geleidt.

Daar deze als eene uitstulping van het darmkanaal ontstaat, is het waarschijnlijk, dat ook daar, waar zij geheel gesloten is, vroeger een kanaal aanwezig was, ’t geen later digtgroeide. Bij de meeste zeevisschen althans is de zwemblaas gesloten. Sommige visschen hebben eene celachtige zwemblaas, zooals Lepidosteus. Hare gedaante is gewoonlijk langwerpig. Somtijds is het voorste uiteinde van blinde aanhangsels voorzien, en somtijds vindt men deze langs de geheele zwemblaas aan weerszijden.

B0 eenige visschen is zij in het midden ingesnoerd. De lucht der zwemblaas bestaat uit een mengsel van zuurstof en stikstof, soms met eene kleine hoeveelheid koolzuur. De gevoelens omtrent het nut der zwemblaas zijn verschillend. Gewoonlijk meent men, dat de visch zich door het zamenpersen en uitzetten der blaas soortelijk zwaarder en ligter kan maken, en dat hij zich van dit middel bedient, om zich zwemmende in het water te bewegen. Bij het aanvaarden van dit gevoelen is het echter moeijelijk te verklaren, waarom de zwemblaas bij vele soorten van visschen ontbreekt.

Moreau heeft in zijn werk: „Sur les fonctions de la vessie natatoire (1876)” aangewezen, dat de zwemblaas te meer zamengedrukt wordt naar mate de boven haar aanwezige waterzuil hooger is, zoodat hierdoor de van zwemblazen voorziene visschen op elke diepte het soortelijk gewigt behouden van het water, waarin zij zich bevinden.

< >