Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Vreede

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Pieter Vreede, een Nederlandsch letterkundige, die tevens als ijverig patriot eene belangrijke rol heeft vervuld op staatkundig gebied. Hij werd geboren te Leiden den 8sten October 1750, was jaren lang lakenfabrikant te Tilburg en overleed te Heusden den 21sten September 1837. Van zijne geschriften vermelden wij: „De bloedraad of de gevloekte zamenzwering op het Loo (tooneelspel, 1786, onder den pseudoniem: Harmodius Friso)", — „Proeve om de verheffing van het fabriekswezen te vereenigen met de belangen van den koophandel, zeevaart en landbouw (1802)”, — „Vervolg der proeve (1803)”, — „Reize door Afrika voor jongelieden (1814)”, — „Karel en Louise of de beoordeelingen der wereld (1814)”, — „Herman en Hermine of tafereelen van liefde en vriendschap (1819)”, — „George van Waardestein (1821, 2 dln)”, — „Proeve over de vrijheid des zeehandels en de waarde der nationale nijverheid in verband met de grondbeginselen eener verlichte staatkunde (1825, 2 dln)”, — „Karakterschetsende tafereelen uit het begin der XIXde eeuw (1826, 2 dln)”, — en „Het stelsel ter vereeniging der belangen van zeehandel, nijverheid en landbouw (1829)”.

George Willem Vreede, een verdienstelijk Nederlandsch staatkundige en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Tilburg den 14den April 1809, studeerde te Gent, te Leuven en te Leiden, promoveerde in 1831 in de regten, vestigde zich in 1832 als advocaat te 's Gravenhage, was van 1832 tot 1841 te Gorinchem in die betrekking werkzaam, aanvaardde toen een hoogleeraarsambt te Utrecht, en overleed aldaar in het laatst van Junij 1880. Hij schreef: „Proeve eener lofrede op Karel de Groote (1828)”, — „Geschied- en letterkundige herinneringen (1835, 2 stukken)”, — „Iets bij den dood van Gijsbrecht Karel, grave van Hogendorp (1835)”, — „De verdiensten onzer voorouders in het vak der diplomatie vlugtig geschetst (1835)”, — „Iets over Jacob en Wilhelm Grimm, hoogleeraren te Göttingen (1837)”, — „Iets over de goedkeuring van verbonden en verdragen door de StatenGeneraal met een terugblik op het vroegere staatsregt dezer landen (1843)”, — „Aanteekeningen naar aanleiding van onuitgegeven stukken op het werk van mr. C. W. van der Kemp: Maurits van Nassau enz. (1844)”, — „Nederland en Zweden in staatkundige betrekking (1845, 2 stukken)”, — „De regéring en de natie sedert 1672—1795 (1845)”, — „Beschouwing der openbare meening (1846)”, — „Bijdragen tot de geschiedenis der omwenteling 1795—1796 (1847— 1851, 2 stukken)”, — „De noodzakelijkheid der indirecte verkiezingen tot de Nationale Vertegenwoordiging nader betoogd (1848)”, — „De Provinciale Staten als kiezers voor de Nationale Vertegenwoordiging beschouwd (1848)”, — „De regtstreeksche verkiezingen tot de Nationale Vertegenwoordiging bestreden (1848)”, — „De Tweede Kamer. Het ministerie (1849)”, — „Nog een woord over de coalitie tegen het Ministerie (1849)”, — „Is de Koning der Nederlanden Souverein ? (1850)”, — „Herinneringen van een staatsman betrekkelijk de verheffing van Willem I tót Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden (1850)”, — „Nederland en Cromwell (1853)”, — „Neêrlands vroegere alliantiën (1856)”, — „Inleiding tot eene geschiedenis der Nederlandsche diplomatie (1856—1865, 6 dln)”, — „Oranje en de Bataafsche Republiek in diplomatische betrekking tot den eersten Napoleon (1859)”, — „Anti-Napoleontische vertoogen (1851—1858)”, — „De regten van het ministerie. Een woord tot de kiezers (1862)”, — „Fredrike Sophie Wilhelmine, gemalin van den stadhouder Willem V en Laurens Pieter van de Spiegel (1868)”, — „Republiek of constitutionéle monarchie (1869)”, — „Een twintigjarige strijd enz. (1869)”, — „Onze volksgeest vóór en na de grondwetsherziening van 1848 (1870)”, — „Voorouderlijke wijsheid in hagchelijke tijden enz. (1872)”, — en „Een blik op Noord-Brabants materieelen vooruitgang en politieke ontwikkeling sedert 1813 (1878)”.

< >