Schelvischachtigen (Gadoïdei Gthr.) is de naam van eene familie van visschen uit de afdeeling der Anacanthini. Zij omvat beenige visschen met een langwerpig ligchaam, eene slijmige huid, kleine, gladde, weeke schubben, een breeden kop, 1 tot 3 zich nagenoeg over den geheelen rug uitstrekkende rugvinnen, onder de keel geplaatste buikvinnen, eene breede kieuwspleet en een met scherpe tanden gewapenden bek.
Hiertoe behoort het geslacht Gadus Gthr., met 3 rugvinnen, 2 aarsvinnen en meestal een baarddraad aan den kin, waartoe de kabeljaauw (zie aldaar) en de eigenlijke schelvisch (Gadus aeglefinus L.) behooren. De schelvisch, die in grooten getale op onze kusten en in de geheele Noordzee gevangen en bij voorkeur in de wintermaanden gegeten wordt, is gewoonlijk 4 tot 5 Ned. palm lang en 1 tot 2 Ned. pond zwaar.
Hij is een weinig bruinachtig op den rug, zilverachtig grijs aan de zijden en wit aan de buik, draagt eene zwarte vlek tusschen de borstvinnen en voorste rugvin en voedt zich met allerlei zeedieren en kleine visschen. — Tot de schelvischachtigen behoort wijders het geslacht Merluccius Gthr. of dat der zeesnoeken, met 2 rugvinnen, eene aarsvin, eene afzonderlijke staartvin, zeer ontwikkelde buikvinnen en geen baarddraad. Tot dit geslacht telt men M. vulgaris Flem., die 1¼de Ned. el lang wordt en de Middellandsche Zee, alsmede den Atlantischen Oceaan bewoont. — Van het geslacht Molva Nilss. eindelijk noemen wij den leng (M. vulgaris Flem.), een slanken visch ter lengte van 2 Ned. el, die in de Noordelijke Zeeën in menigte gevangen en gedroogd in den handel gebragt wordt.