Scheelzien (Strabismus) is eene gebrekkige gesteldheid der oogen, waarbij deze het vermogen missen, beide gezigts-assen tot kruising te brengen op één fixeerpunt, in het gemeenschappelijk gezigtsbeeld gelegen. Die gesteldheid is oorzaak van eene niet-symmetrische plaatsing der oogen. Wij merken op, dat het linker oog zich bij de beschouwing van een voorwerp evenveel naar binnen beweegt, als het regter, tot duidelijk zien, zich naar buiten moet bewegen, en omgekeerd; waar deze correspondérende bewegingen niet even groot zijn, is het eene oog anders gerigt dan het andere, en er bestaat scheelzien. Behoudt één der oogen steeds dezelfde rigting, dan heeft men geen scheelzien, maar scheefzien (luscitas).
De oorzaak van scheelzien is veelal de ongelijke gezigtssterkte der beide oogen en de daaruit voortkomende geringere beweegkracht van het zwakkere oog, alsmede spierverkorting. Minder dikwijls voorkomende oorzaken zijn: ongelijke spieren-energie, verlamming eener spier van het ééne oog, ondoorschijnendheid van het hoornvlies of ook gezigtsverzwakking van één der oogen. Gewoonlijk toch vertoont zich het scheelzien bij één oog. De lijder ziet dan met het gezonde oog en kijkt met het zieke in eene andere rigting. Het is duidelijk, dat de netvliesbeelden zich alsdan niet volkomen dekken en dat onder bepaalde voorwaarden dubbele beelden worden gezien.
Wijkt het oog binnenwaarts, dan heeft men een convergerend, anders een divergerend scheelzien. Wijkt het ééne oog af naar boven en naar buiten, dan heeft men een afzigtelijk scheelzien (strabismus horridus). Daar het scheelzien gewoonlijk op spierverkorting berust, is er gelegenheid tot genezing door de scheeloperatie, welke aan de verkorte spier de noodige verlenging bezorgt. Deze operatie is niet gevaarlijk en ook niet pijnlijk, en tot behoud van het gezigt zeer aan te bevelen, schoon zij niet altijd duurzame baat geeft.