Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hooge

betekenis & definitie

Hooghe is de geslachtsnaam van onderscheidene Nederlandsche schilders. De merkwaardigste van deze zijn:

Pieter de Hooghe, wiens geboorteplaats onbekend is, terwijl hij volgens sommigen in 1643, volgens anderen in 1628 het levenslicht aanschouwde. Men houdt hem voor een leerling van Nicolaas van Berchem. Hij schilderde straten, binnenhuizen, binnenplaatsen, keukens, kelders en herbergen met beeldjes in verschillende standen, die zuiver en met zorg zijn uitgevoerd. zijne stukken onderscheiden zich vooral door eene tooverachtige speling van gewone dag- en invallende zonnelichten op muren, gronden en figuren, met inachtneming der wijkende tinten, waardoor hij eene treffende diepte en ruimte met eene degelijke kennis van licht en bruin en een groot en harmonieus effect te weeg wist te brengen. Op het Trippenhuis te Amsterdam vindt men van hem: „Een portaal of kelderkamer, belegd met groene en gele vloersteenen, waar eene vrouw uit den kelder komt om een kind te laten drinken”, — en „Een binnenmuur van eene Hollandsche stad, waar men eene vrouw ziet met een schotel appelen onder den arm enz.” Koning George IV van Engeland bezat van hem: „Drie heeren en eene dame, aan eene tafel gezeten en kaart spelende”, — en „Eene vrouw, zittende bij eene huisdeur te spinnen enz”. Ook in andere Engelsche muséa vindt men stukken van dezen meester. Voorts heeft men van hem te Parijs: „Een Hollandsch binnenhuis, waar vrouwen bezig zijn met schrobben” — en „Eene ryk gemeubelde kamer, waar eene dame kaart speelt en haar spel aan een militair achter haar vertoont”. Teekeningen van hem zijn zeldzaam. Zijn sterfjaar is onbekend.

Romein de Hooghe of de Hooge, een broederszoon van den voorgaande. Hij werd geboren te 's Hage of te Amsterdam in 1646 en werkte onder de regering van Willem III, die hem tot commissaris en directeur der bergwerken in het graafschap Lingen benoemde. Volgens sommigen ontving hij brieven van adeldom van Johannes III, koning van Polen, en was in 1687 en 1688 commissaris van de kleine bank van Justitie te Haarlem. hij muntte uit als letterkundige en kunstenaar. Aanvankelijk schilderde hij groote zaalstukken, doch later bepaalde hij zich bij het teekenen en etsen. Het aantal prenten, van hem afkomstig, is verbazend groot. Op de verkooping van Mariette te Parijs waren er tusschen de 3- en 400, doch hij heeft er meer dan dubbel zoo veel geleverd. Op een vrijen en geestigen trant behandelde hij de etsnaald, doch liet zich vaak te veel medeslepen door zijne levendige verbeelding. Inzonderheid bij de voorstelling van staatkundige gebeurtenissen gaf hij zich over aan bijtende scherts en verregaande buitensporigheid.

Tot zijne voornaamste platen behoort die van de „Blyde inkomst van koning Willem III den 31«‘en January 1601” met tekst van professor Bidloo. Ook versierde hij de „Cent Nouvelles” van Margaretha van Navarre met een honderdtal platen. Voorts heeft men van hem: „Schouwburg der Nederlandsche veranderingen enz. (1674)”, — „Funeralia Mariae Reginae etc. (1695, met 21 platen)”, — „Hieroglyphica of merkbeelden der oude Volkeren enz. (1735)”, — „Esopus in Europa (1701)”, — „Spiegel van Staat enz. (1706, 2 dln)”, — „Korte beschrijving benevens afbeeldingen en gezigten van het Koninklijk lusthuis ’t Loo (1786)”, waarvan de tekst eene eeuw jonger is dan de platen, — „Chronyk van de vermaarde zee- en koopstad Hoorn (1706), met tekst van de Rijp, — „De Fransche tyrannie (1674)”, — „L’académie de l’art admirable de la lutte, représentée en 71 figuros etc. (1712)”, •— „Les Indes Orientales et Occidentales et autres lieux (48 platen)”, — „Alle de voornaamste historiën des Ouden en Nieuwen Testaments enz. (1704, met tekst van Henricus Vis)’’, — „Histoire du vieux et nouveau Testament (1704, met tekst van Basnage)”, — „Grand tableau de l’Univers (1714)”, — „Fables de Lafontaine (1085)”, — en „Contes de Boccace (1699)”, — benevens platen en een zestigtal boekwerken. Hij was een ijverig voorstander van het Huis van Oranje en maakte de graveerstift dikwijls dienstbaar aan zijne partijzucht. Zoowel deze als zijn ligtzinnig karakter, dat hem aanspoorde tot de uitgave van ontuchtige prenten, bragt hem wel eens in groote ongelegenheid, waaruit alleen magtige beschermers hem konden redden. Zijne schilderijen zijn zeer zeldzaam. Op ’s Rijks munt te Utrecht vindt men van hem eene allegorie, de vinding, strekking en bewerking der edele metalen voorstellend. Hij overleed te Haarlem den lOden Junij 1708.