Loof is de naam, dien men gewoonlijk geeft aan bladeren, doch ook wel aan bladeren en stengels gezamenlijk. Voor zoover loof dezelfde beteekenis heeft als blad, verwijzen wij naar dat artikel.
Kruidkundigen verstaan onder den kunstterm loof (frons) de blad- en stengeldeelen van cryptogamische planten, bijv. aan de bladeren van Varens en aan de stengelvormen van Varens en Paardestaartachtigen. Levermossen, waarbij men bladeren en stengels niet onderscheiden kan, zijn loofachtige levermossen, in tegenstelling van de bebladerde. Het ligchaam der korstmossen noemt men in het Latijn thallus, doch in het Nederlandsch desgelijks loof.
Loog heeft eigenlijk de beteekenis van oplossing. Is een ligchaam in water opgelost, dan blijft dit laatste helder en men kan er door filtratie niets uit afscheiden. Uitloogen heeft daarentegen de beteekenis van uittrekken. Voorheen gaf men den naam van loog vooral aan oplossingen van keukenzout, en het zout, bij uitdamping achterblijvende, heette men loogzout. In het algemeen noemde men oplossingen van koolzure alkaliën loogen, en de zouten zelven loogzouten. Later heeft men dien naam ook toegekend aan de waterige oplossing van bijtende alkaliën, zoodat men spreekt van potaschloog. Voorts bezigt men den naam van moederloog voor de achterblijvende oplossing, waaruit zich een zout heeft afgezet.