Loodzalf (Emplastrum Lithargyri, E. plumbi s. diachylon simplex), een pharmaceutisch praeparaat, wordt verkregen door een aanhoudend koken van bij elkaar gevoegde gelijke deelen olijvenolie, vet en loodglit (loodoxyde) met een weinig water.
Het loodoxyde ontleedt de vetten in glycerine en vetzuren en verbindt zich met deze laatsten. Het is dus eene verzeeping en de loodzalf een mengsel van stearine-, palmitine- en oleïnezuur lood.
Goede loodzalf moet vast, maar niet broos wezen; zij moet in de hand week, maar niet smeerig worden; ook mag zij bij het smelten geene vreemde stoffen afscheiden, en in water gelegd, dit laatste niet troebel maken. Door verloop van tijd verandert de loodzalf; zij kleeft niet meer, wanneer men ze op linnen wil strijken, en de reeds op linnen gesmeerde bederft nog spoediger. Men kan ze het best bewaren in gewast papier op eene koele plaats. Om ze te gebruiken, verwarmt men een breed mes boven eene spirituslamp, drukt het op de zalf, die op het linnen is nedergelegd en smeert er de smeltende zelfstandigheid over heen. Groote pleisters van genoemde zalf maakt men door deze te smelten, op linnen te gieten, en het gesmoltene met eene lineaal er over heen te strijken.
Door toevoeging van verschillende zelfstandigheden bereidt men van loodzalf onderscheidene andere zalven, zooals Emplastrum lithargyri compositum (24 deelen loodzalf, 3 gele was, 2 ammoniak, 2 galbanum en 2 terpentijn), — E. saponatum (72 loodzalf, 12 gele was, 6 zeeppoeder en 1 kamfer), — E. Galbani crocatum (24 loodzalf, 8 gele was, 24 galbanum, 6 terpentijn en 1 crocuspoeder), — en E. adhaesimm (4—6 loodzalf en 1 colophonium), benevens vele andere zalven.