Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Liefde

betekenis & definitie

Liefde is een streelend gevoel, waarmede de mensch zoodanig tot een bepaald voorwerp getrokken wordt, dat het verlies van dit laatste hem smartelijk valt. De liefde strekt zich niet alleen uit tot bezielde, maar ook tot onbezielde voorwerpen. Is het voorwerp bezield, dan berust de liefde hoofdzakelijk op het gevoel van bevrediging bij het geestelijk verkeer met dat voorwerp, alsmede op de overeenstemming van gevoelen en gezindheden. De bronnen der liefde zijn zeer verschillend, zoodat men ook in den aard der liefde eene groote verscheidenheid opmerkt.

Men heeft ouder- en kinder-, broeder- en zusterliefde huwelijksliefde, vaderlandsliefde en liefde jegens het volk. Liefde kan zich voorts uitstrekken tot kunst en wetenschap en tot die verhevene magten, van welke de mensch zich afhankelijk gevoelt. Zeer verschillend van die edele en verhevene liefde is de zinnelijke liefde, welke hoofdzakeljjk op een ingeschapen aandrift berust; zjj is echter, evenals ziel en ligchaam, met de hoogere liefde op het naauwst verbonden, zoodat zij elkander versterken. Liefde, met achting vereenigd, vormt de vriendschap. De graad van liefde kan zeer verschillend wezen, — van eene vlugtige toegenegenheid af tot eene gehechtheid toe, welke zich tot iedere opoffering ten behoeve van het geliefde voorwerp in staat gevoelt. De reinste liefde is die jegens waarheid en deugd, — de verhevenste die, welke met de grootste zelfverloochening zich zelfs tot den vijand uitstrekt. Liefde is de weldadigste magt in de maatschappij, en wanneer men aan de jeugd liefde inprent voor al wat goed en schoon, waar en heilig is, zal men een geslacht der toekomst vormen, dat alle stelselmatige leerbegrippen der godsdienstige partijen als nutteloozen ballast over boord werpt.

Liefde (De). Onder dezen naam vermelden wij:

Johan de Liefde, een dapper Nederlandseh zeeheld. Hij werd geboren te Rotterdam tusschen 1625 en 1630 en zag zich in 1653 bevorderd tot scheepskapitein, in 1655 tot schoutbij-nacht, en in 1666 tot vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Hij onderscheidde zich in 8 zware gevechten en sneuvelde den 21 sten Augustus 1673 in den zeeslag bij Kijkduin. In de groote Kerk te Rotterdam verheft zich een praalgraf ter zijner eer. — Zijn broeder Cornelis woonde als kapitein ter zee den togt naar Chattam bjj; — diens zoon Evert vergezelde in 1688 Willem III naar Engeland, onderscheidde zich bij La Hogue (1692) en bij St. Martin (1699), nam als kapitein zijn ontslag, en overleed in 1724. — Pieter, de zoon van Johan, was in 1673 kapitein, doch strandde in 1681 met zijn schip „De Wassenaar” bjj het eiland Minorca, en kwam daarbjj om het leven.

Jan de Lieefde, een Nederlandsch schrijver. Hjj werd geboren te Amsterdam den 25®*™ December 1814, studeerde aldaar aan het seminarium der Doopsgezinden, en werd in 1837 predikant, welke betrekking hjj tot 1839 te Woudsend en tot 1846 te Zutfen bekleedde. Daarna nam hjj zjjn ontslag, om ter bevordedering van zjjne mystieke rigting onder het volk werkzaam te wezen en tevens als schrijver op te treden. In 1865 ging hjj naar Londen, waar hij werkzaam was voor de Engelsche pers, maar keerde in 1868 maar zjjne geboorteplaats terug, waar hjj den 6den December 1869 overleed. Hjj schreef: „Galerij van bjjbelsche vrouwen uit het aartsvaderlijk tijdperk (1842)”, — „Vier godsdienstige liederen (1843)”, — „Gevaar! gevaar! en geen vrede! Een woord tot de slapenden en in slaap gewiegden (1844)”, — „De diligence of de reis naar de stad der erfenis (1845)”, — „Zjjt gü aan boord, geen nood! geen nood!

(1848) ”, — „De mensch en de dieren (1846, 2de druk 1847)”, — „Algemeene geschiedenis voor het volk van het standpunt des Christeljjken geloofs beschouwd (1849)”, — „Schets der algemeene geschiedenis voor de scholen (1849) ”, — „De verteller (12 stukjes)”, — „Nathan de kajuitsjongen (1849)”, — „Zangstukjes voor scholen en huisgezinnen (1849)”, — „Almanak voor hart en huis (1850)”, — „De gevangenneming en bevrijding van dr. Giacinto (1850)”, — „De magt van den sterkste. Een bladzpde uit het leven van den zendeling F. Klose (1852)”, — „De plaatsvervanger of de togt naar de steengroeven (1859)”, — „De vlugteling enz. (1851)”, — „De bedelknaap enz. (1865)”, — „De jeugdige plantenkundige en de zangeres (1865)”, — „De jonge Samaritaansehe enz. (1865)”, — „De jonge scheepstimmerman (1865)”, — „De rots der moeder en de drie jongen (1865)”, — „De Savoyaard en de aartsbisschop enz. (1865)”, — „De zwarte ziel en de blanke huid (1865) ”, — „Een eorrector(1865)”, — „Damaskus en eenige andere verhalen (1866)”, — „De geschiedenis van den jongen Epée (1866) ”, — „De tjjger en de alligator enz.

(1866)”, — en een aantal gedichten, leerredenen, brochures en opstellen in tijdschriften.