Lied, in het Fransch chanson en in het Italiaansch canzone, is de naam van eene lyrirische dichtsoort, zich kenmerkend als oogenblikkeljjke gevoels-uiting van den dichter in aesthetischen vorm. Zij werkt dus regtstreeks op het gevoel en slechts middellijk op de verbeelding. De toon van het lied wordt gestemd door het verlangen naar een vurig gewenscht voorregt, door het genot van een verkregen heil of van een geluk dat enkel in de verbeelding bestaat. In den vorm moet het lied door gelijkmatige coupletten geschikt zijn voor zang.
Daarenboven dient het een volledig denkbeeld te bevatten, vloeijend van maat en welluidend van taal wezen. — Men onderscheidt geestelijke en wereldlijke liederen. Het eerste is bestemd voor de openbare of huiselijke godsdienstoefening en bevat eene uitstorting van het godsdienstig gevoel. Men heeft er in de Psalmen der Hebreeuwsche oudheid en in vele kerkelijke bundels van lateren tijd. Het wereldlijk lied telt een groot aantal soorten naar gelang der verschillende onderwerpen; men heeft wiege-, kinder-, school-, minne-, drink-, krjjgs-, dans-, volksliederen enz. Van deze laatsten noemen wij in ons Vaderland het „Wilhelmus” en „Wien Neêrlandsch bloed”. Tot onze minneliederen behooren vooral de zangerige voortbrengselen van Hooft en vele andere in liedeboeken of zoogenaamde „Mopsjes.” Voortreffelijk zjjn voorts de minneliederen van Petrarca, de krijgsliederen van Körner, de chansons van Béranger en de kinderliederen van doeverneur. De schoonheid van een lied wordt ongemeen verhoogd door eene eenvoudige en gepaste melodie. Wordt een treffend lied op eene schoone melodie fraai gezongen, dan is het juist geschikt, om de teederste snaren van ’smenschen gevoel te doen trillen.