Hoogte noemt men den afstand van eenig punt boven het horizontaal vlak des waarnemers tot aan dit vlak. De hoogte van een berg kan die van den top tot den voet of ook van den top tot de oppervlakte der zee wezen; de eerste hoogte noemt men de betrekkelijke, de tweede de volstrekte. In de zeevaartkunde bezigt men het woord hoogte van de poolshoogte.
De hoogte van een hemelligchaam is een gedeelte van den grooten cirkel, welke door het zenith gaat, en wel dat gedeelte, hetwelk begrepen is tusschen dat hemelligchaam en den horizon, of ook de hoek, dien een uit het hemelligchaam in het oog des waarnemers vallenden lichtstraal met den horizon maakt. Elk hemelligchaam bereikt in den meridiaan ijne grootste en kleinste hoogte.
Het meten eener hoogte kan in sommige gevallen regtstreeks geschieden; men kan bjv. van den top van een toren een meetkoord neêrlaten. Dat is echter bij bergen in den regel onuitvoerbaar. In dit geval neemt men zijne toevlugt tot een hoek-meet-instrument. Wil men namelijk de hoogte kennen van B C (zie bijgaande figuur), dan meet men op de basis A B de hoeken BAC en BA'C. Op deze wijze kan men, na het opmeten der Ijn AA’, zich met al de overige lijnen der beide driehoeken — dus ook met de hoogte B C— bekend maken.
Daar echter deze hoogtemeting hare eigenaardige bezwaren heeft, volbrengt men ze liever door middel van den barometer of van den thermometer. Eerstgenoemde wjst de drukking des dampkrings aan. Hij daalt naar mate de drukking minder wordt. Dit geschiedt, wanneer men in den dampkring opklimt en alzoo de onderste, digtere en dus zwaardere dampkringslagen meer en meer beneden zich laat. Het is alzoo duideljk, dat men uit het verschil van barometerstand op den top en aan den voet van een berg de betrekkeljke hoogte van dezen bepalen kan. — Die bepaling kan evenzeer geschieden door middel van een thermometer.
Men weet namelijk, dat water bj eene warmte van 100° C. kookt bij den gewonen barometerstand, doch tevens dat het kookpunt lager wordt bij eene vermeerderde ijlheid der lucht. Wie alzoo op een hoogen berg het kookpunt naauwkeurig waarneemt, kan daaruit de hoogte van de plaats, waar hi zich bevindt, opmaken. Het spreekt vanzelf, dat men bij het waarnemen van barometer en thermometer acht moet geven op vele bijkomende omstandigheden. Intusschen hebben de geleerden door tabellen zulk eene hoogtemeting gemakkelijk gemaakt. Waar de uiterste naauwkeurigheid niet vereischt wordt, kan men reeds met een ligt vervoerbaren aneroïdebarometer zjn oogmerk bereiken.