Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gottfried

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wjj:

Gottfried van Bouillon, hertog van NederLotharingen, geboren in 1061. Hjj was de oudste zoon van graaf Eustachius van Boulogne en Ida, de zuster van Gottfried met den Bult, hertog van Neder-Lotharingen, wiens opvolger hij werd in 1076. Het hertogdom Bouillon, te voren tot het graafschap Ardenne behoorende, ontving hij ten geschenke. De roem zjjner heldendaden in den oorlog voor Keizer Hendrïk IV in Duitschland en Italië, vooral in den slag bij Merseburg tegen hertog Rudolf van Zwaben en bij de verovering van Rome, was oorzaak, dat hij in 1095 gekozen werd tot opperbevelhebber der Kruisridders, waarmede hij, nadat hij zjjn hertogdom ter bestrijding der kosten aan den bisschop van Luik verpand had, in het voorjaar van 1096, vergezeld door zijne broeders Eustachius en Balduïnus, naar het Oosten trok. Nadat hij keizer Alexius Comnenus gedwongen had, hem een vrijen doortogt naar het Heilige Land te verschaffen en het leger der Kruisvaarders van levensmiddelen te voorzien, terwjjl hij beloofde, dat hij al de plaatsen, die hij aan de Ongeloovigen ontrukte, in eigendom aan den Keizer zou toekennen, toog hij voorwaarts en veroverde eerlang Nicaea en Antiochia (1098).

Alexius echter was wrevelig, omdat de Kruisvaarders in de nabijheid van Constantinopel geplunderd hadden, en achtte zich niet verpligt, zjjne belofte te houden, zoodat Gottfried en zijne krijgslieden, in Antiochia ingesloten, weldra door gebrek werden geteisterd. Toen werd, op aanwijzing van een geestelijke uit Provence, die verklaarde dat hij deswege eene openbaring ontvangen had, de heilige lans gevonden, en dit schonk aan de Kruisvaarders zoo grooten moed, dat zjj eene schitterende overwinning behaalden op de Turken.

Na eene belegering van 5 weken veroverden zij Jerusalem, waar alle Ongeloovigen over de kling werden gejaagd, hoeveel moeite de zachtmoedige Gottfried ook aanwendde, om de woede van zpijne soldaten te beteugelen, — althans volgens sommigen, terwijl anderen vermelden, dat hij de slagting aanmoedigde en met eigen hand bevorderde. Acht dagen later kozen de bevelhebbers van het leger hem tot Koning van Jerusalem, maar Gottfried weigerde met de koningskroon te prijken, waar Christus de doornenkroon gedragen had, en vergenoegde zich met den titel van hertog en opziener van het Heilige Graf.

Toen de Sultan van Egypte vernam, dat de 300000 Kruisvaarders, die Antiochia veroverd hadden, tot 20000 waren verminderd, rukte hij met een leger van 40000 man tegen hen op. Gottfried echter tastte het aan in de vlakte van Askalon, en de overwinning, die hij aldaar behaalde, stelde hem in het bezit van nagenoeg geheel Palaestina. Nu regelde hij de aangelegenheden van den nieuwen Staat, benoemde een patriarch, stichtte 2 domkapittels, bouwde een klooster in het dal Josaphat en deed wetten ontwerpen.

Hij overleed echter reeds den 18den Juljj 1100, en zjjn stoffelijk overschot werd in de nabijheid van het Heilige Graf ter aarde besteld. De geschiedenis prijst dezen Vorst wegens zijne opregte vroomheid, en zijne deugden zijn vooral verheerlijkt door Tasso in het „Verlost Jerusalem” Gottfried van Straatsburg, na Walther van de Vogelweide den meestbegaafden dichter uit het middenHoogduitsche tjjdperk. Of hij dezelfde is, die den 18de Junjj 1207 onder den naam van Godefredus Rodelarius de Argentina eene oirkonde van koning Phïlippus als getuige onderteekende, kan men niet met zekerheid beslissen. Ontwijfelbaar echter is het, dat hij eene geleerde opvoeding genoten had en tot den burgerstand behoorde, daar hij door zijne tjjdgenooten als „magister” betiteld wordt.

Hij dichtte zijn hoofdwerk, den „Tristan”, waarvan hij bij zijn overlijden ongeveer 2/3 de in 20000 verzen in gereedheid had, in de jaren 1207 tot 1210, bij het leven van Hartmann von Aue, aan wien hij de dichterlijke eerkroon gaarne toekent, maar niet aan Wolfram von Eschenbach, op wiens „Parzival” hij zinspeelt. De sage van Tristan en Isode was in het Oosten algemeen bekend en leverde reeds vroeg stof aan verschillende dichters. Reeds vóór 1170 had Eïlhart von Oberge haar naar een Fransch gedicht in het Duitsch bewerkt. Ook Gottfried putte uit eene Fransche bron, namelijk uit een gedicht van Thomas van Bretaniën (Bretagne), hetwelk verloren is gegaan. Zijn onvoltooid stuk werd voortgezet door Ulrich von Türheim, die in 1240 leefde en op eene vrjj drooge wjjze een slot poogde te bezorgen aan het gedicht, en tegen het einde der 13de eeuw door Heinrich von Frïberc, die met goed gevolg den dichttrant van Gottfried zocht na te bootsen.

Behalve den „Tristan” heeft men van Gottfried nog eenige lierdichten, maar de „Lofzang op Christus en Maria” is niet van hem afkomstig. Gottfried bezat eene levendige verbeeldingskracht, een diep gevoel, eene uitgebreide kennis van het menscheljjk hart en eene oorspronkelijke geestigheid, — alzoo alle gaven, welke den mensch tot dichter vormen. Trouwens de „Tristan” wordt voor een meesterstuk gehouden.

Tot zjjne navolgers in de 13d« eeuw behoorden Konrad Flecke, Rudolf von Ems en Konrad von Würzburg. Van den „Tristan” bestaan verschillende uitgaven, onder welke vooral die van Bechstein in de „Deutsche Classikern des Mittelalters” aanbeveling verdient.