wrevelig
wrevelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. geïrriteerd, bitter ♢ De wrevelige docente had geen geduld meer met de storende leerling die ook nog eens zijn huiswerk niet had gemaakt. Woordherkomst afleiding van wrevel met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
wrevelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. geïrriteerd, bitter ♢ De wrevelige docente had geen geduld meer met de storende leerling die ook nog eens zijn huiswerk niet had gemaakt. Woordherkomst afleiding van wrevel met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
wrevelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wre-ve-lig 1. met ergernis ♢ wrevelig zei hij dat ze haar mond moest houden Bijvoeglijk naamwoord: wre-ve-lig ... is wreveliger dan ... het wr...
Direct toegang tot alle 8 resultaten over wrevelig?
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., wrevelich, wrantelich, spitich, grimmitich, wrimpen; iem. — maken, immen de, it smoar ynjeije; — zijn, lym-, lúmstankje; — persoon, grimmyt, lym-, lúmstank.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. ontstemd, misnoegd, licht knorrig : wrevelig zag hij op, keek hij rond ; dat maakte hem wrevelig; 2. licht te ontstemmen: wrevelig van aard zijn, onverdraagzaam.
Jozef Verschueren (1930)
( vre:vələch) bn. en bw. (-er, -st) 1. misnoegd : rondkijken. Syn. → boos. 2. kijfachtig, onverdraagzaam : van aard zijn. 3. koppig, verbitterd : dat maakt hem -. Tgst. lijdzaam.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. ontstemd, misnoegd, enigszins knorrig: wrevelig zag hij op, keek hij rond; 2. licht te ontstemmen; prikkelbaar.
J.H. van Dale (1898)
WREVELIG, bn. bw. (-er, -st), misnoegd, knorrig : wrevelig zag hij op, keek hij rond; — kijfachtig : wrevelig van aard zijn, onverdraagzaam; — verbitterd, koppig : dat maakte hem wrevelig; — kwaadaardig. WREVELIGHEID, v. wrevel.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel lid van Ensie en geniet van alle voordelen: