Gotter is een Duitsch dichter, geboren te Gotha den 3den September 1746, studeerde te Göttingen en rigtte er een liefhebberjj-tooneel op. Reeds in 1766 werd hij benoemd tot archivaris te Gotha, en in 1767 ging hjj als secretaris van legatie naar Wetzlar. In het volgende jaar vergezelde hjj een paar jonkers naar de universiteit te Göttingen en stichtte er met Boie den „Musenalmanach”. In 1769 keerde hij naar Gotha en in 1770 naar zijn post te Wetzlar terug, waar het verkeer met Goethe, Jerusalem en andere ontwikkelde jongelieden een weldadigen invloed op hem oefende.
Nadat hjj in 1771 tot geheimsecretaris te Gotha benoemd was, deed hjj in 1774 eene pleizierreis naar Lyon en leerde er den Franschen schouwburg kennen, waarmede hjj steeds bijzonder was ingenomen. Na zijn terugkeer leverde hij zijne eerste tooneelstukken, en ook zelf bezat hij groote gaven voor het tooneel, benevens de zeldzame gaaf der improvisatie. Hij overleed te Gotha den 18den Maart 1797.
Van zjjne werken noemen wjj: „Gedichte (1787—1788, 2 dln)”, — „Singspiele (1788)”, — en „Schauspiele (1795)”, terwijl na z|jn dood een derde deel zijner „Gedichte” verschenen is.