Gierst, in het Engelsch millet, is een volksnaam, die aan verschillende graansoorten gegeven wordt. Van het geslacht Panicum, dat tot de Grassen behoort en overal verspreid is, vindt men 3 soorten in Europa, welke er als graan verbouwd worden, namelijk: P.miliaceum L. of gewone gierst, P. italicum L. of Italiaansche gierst, en P. germanicum L. of Duitsche gierst. Eerstgenoemde wordt ook in Vóór-Indië tot de graansoorten gerekend. In Abessinië wordt de aldaar als teff bekende Poa Abyssinica L. door vele reizigers met den naam van gierst bestempeld.
Het meel van deze plant is voortreffelijk, en men brouwt er ook bier van, hetwelk bouza genoemd wordt. In Sikkim, aan de zuidelijke helling van het Himalaya-gebergte, geeft men den naam van gierst aan het zaad van Fleusine coracana Gaertn., een gewas, dat ook op Java bekend is onder den Soendanéschen naam van djambang. De naam van groote gierst of zorgzaad wordt voorts gegeven aan de vruchtkorrels van Sorghum saccharatum Pers., eene graansoort, welke veel verbouwd wordt in zulke streken, waar een schrale grond en een felle zonnegloed den groei van andere graansoorten niet toelaten, bijvoorbeeld in sommige gewesten van Arabië, in de zandvlakten van Indië en Cochin-China en elders. Zelden wordt in Nubië ander graan geteeld, en in de zuidelijke provinciën van China ziet men de velden uitsluitend met dit gewas bebouwd. In WestIndië, waar deze gierst „kleine maïze” genoemd wordt, is zij het hoofdvoedsel van de bevolking op de eilanden Curaçao, Bonaire en Aruba, waar het zelden regent. In goede jaren levert dit gewas een tweetot driehonderdvoudigen oogst, doch het is blootgesteld aan onderscheidene plagen, zooals de rups, de vlieg, den zwarten brand en den sprinkhaan. Het wordt er niet in voren gezaaid, maar terstond, nadat het geregend heeft, in gaten geworpen, die op regelmatige afstanden van elkander verwijderd zijn.
Om met droog weer te planten, moet men het plantzaad niet ontdoen van zijn kuipvormig bekleedsel; men geeft daaraan den naam van begas planten. Dit graan is sedert eenige jaren overgebragt op Sicilië, waar het volkomen rijp wordt. Hoewel men uit het zoete sap der stengels niet aanstonds suiker in den gewonen vorm heeft kunnen verkrijgen, leverde het een stroop, waaruit keurige wijn en alkohol gestookt werden. Zoowel daar als te Curaçao leveren de stengels, ook in gedroogden staat, een uitmuntend veevoeder. Het meel van dit Sorghum staat in voedend vermogen gelijk met de tarwe en overtreft de boekweit. Onder de Arabieren is dit graan bekend onder den naam van dhoerra, en het wordt ook wel Afrikaansch koren, Moorengierst en door de Engelsche Quinea corn geheeten.