Eric of Erik. Onder dezen naam vermelden wij in de eerste plaats eenige Koningen van Denemarken, te weten:
Eric II, Barn (het kind), een zoon van Eric I, koning van Zuid-Jutland. Hij regeerde in 840 over Seeland, Schonen en Jutland, was eerst een vervolger der Christenen, werd later door Ansgarius bekeerd, en overleed in 860.
Eric (III) I, Eygoth (de Goede), vierden zoon van koning Svend Efridsen. Hij werd in 1095 Koning van geheel Denemarken en was een uitmuntend vorst, die het binnenlandsch bestuur verbeterde en de zeerooverij beteugelde. Lund verhief hij tot een zelfstandig aartsbisdom voor de 3 Skandinavische rijken, en overleed op eene reis naar Jerusalem op het eiland Cyprus den 16den Julij 1103.
Eric (IV) II Hatevoet (Hazevoet) of Emund (de Bluffer), den jongsten zoon van den voorgaande. Hij was eerst koning van Schonen, beklom na den moord, aan zijn broeder Harald en diens zonen gepleegd (1134), den Deenschen troon, nam deel aan den opstand tegen Magnus Sigurdson, koning van Noorwegen, bestreed de roofzuchtige Wenden, bekeerde de bewoners van Rügen tot het Christendom, en werd den 18den September 1137 gedood.
Eric (V) III, Lamm, een zoon van Hakon, als voogd van den minderjarigen Waldemar den opvolger van den voorgaande. Hij moest de kroon eerst gewapenderhand tegen Olaf, den zoon van Harald verdedigen, totdat deze in den beslissenden slag bij Schonen sneuvelde. Nadat hij zijn bewind had nedergelegd, ging hij in een klooster te Odense, en overleed aldaar in 1141.
Eric (VI) IV, Plogpenning (Ploegpenning), een zoon van Waldemar. Hij werd geboren in 1216, was in 1232 mede-regent zijns vaders en volgde dezen op in 1241. Hij sloot vrede met Lübeck, oorloogde tegen de Esthen en legde dientengevolge aan zijne onderdanen den „ploegpenning” op, doch ondervond weinig voorspoed, en werd in 1250 door zijn broeder Abel van den troon gestooten en onthoofd.
Eric (VII) V, Glipping (de Knipoogende), een zoon van Christoph I. Hij werd geboren in 1248, kwam in 1259 aan het bewind, doch werd door Eric, den zoon van Abel, die zich met de Sleeswijk-Holsteiners verbonden had, op de Lohheide overwonnen en in den kerker geworpen, waar hij 3 jaar doorbragt. Later voerde hij voorspoedige oorlogen met Rusland en Zweden, doch was tegen Noorwegen minder gelukkig. Hij verbeterde door wijze wetten het binnenlandsch bestuur, doch werd in 1285 door 12 Deensche edelen, onder aanvoering van graaf Jacob van Holland om het leven gebragt.
Eric (VIII) VI, Mensede (bij het woord eens mans), een zoon van den voorgaande. Hij aanvaardde de regéring in 1285 onder voogdijschap van hertog Waldemar van Sleeswijk. Wegens het bevorderen van den opstand in Zweden geraakte hij diep in schulden. Denemarken heeft van hem het „Regt van Seeland (in 6 boeken)” ontvangen. Hij overleed in 1319.
Eric (IX) VII, de Pommeraan, een zoon van hertog Wralislaw van Pommeren. Hij werd geboren in 1382 en reeds in 1388 door Margaretha, koningin van Denemarken, tot haren opvolger en in 1397, krachtens het tractaat van Kalmar, tot erfgenaam der kroonen van Denemarken, Zweden en Noorwegen benoemd. Hij aanvaardde in 1412 de regéring en was een traag en wreed vorst, die zich belaadde met den haat en de verachting des volks. Door zijne weigering, om Hendrik, den zoon van Elizabeth, hertogin van Sleeswijk, met dit hertogdom te beleenen, berokkende hij aan Denemarken een nutteloozen oorlog, die 26 jaar duurde. Door een opstand der boeren van Dalecarlië onder Engelbrecht Engelbrechtson verloor hij in 1436 Zweden, en toen de inwoners van Denemarken en Noorwegen ook oproerig werden, nam hij in 1439, nadat hij Rügen aan Pommeren geschonken had, met alle kleinoodiën en oirkonden des Rijks de vlugt naar het eiland Gothland, van waar hij de Zweden door zeerooverij zocht te teisteren. Door deze aangevallen nam hij de wijk naar Pommeren. en overleed te Rügenwalde in 1459. Hij schreef „De origine gentis Danorum”, dat in meer dan eene verzameling van geschiedbronnen is opgenomen.
Voorts Koningen van Zweden, namelijk:
Eric VI, Segersäll (de zegepralende), den laatsten Heidenschen koning aldaar. Hij regeerde ook over een gedeelte van Denemarken en overleed in 993.
Eric (IX) VIII, Hia Helge (de Heilige), ook wel Bande en naar zijn vader Jedvardson genaamd. Hij werd in 1155 tot Koning van Zweden gekozen, bevorderde de invoering van het Christendom, vereenigde Noorwegen door minnelijke schikking weder met Zweden, veroverde het zuidelijk gedeelte van Finland, bragt de inwoners tot het Christendom en bevrijdde de Zweedsche wet van alle overblijfselen van het Heidendom. De wet is later naar hem genoemd. Hij werd den 18den Mei 1161 door den Deenschen prins Magnus te Upsala overvallen en onthoofd; doch later heilig gesproken en tot beschermheilige van Zweden verheven.
Eric X, Knutson, een zoon van Knut of Knoet en een kleinzoon van den voorgaande. Hij alleen ontkwam aan het bloedblad, door Sverker II in zijn geslacht aangerigt, overwon en doodde dezen in 1208 bij Gistelreen, schonk aan het land eene betere regtsbedeeling en overleed, na een zegenrijk bestuur, in 1219.
Eric XI, Ericson hin Lâspe (de Stotteraar). Deze beklom in 1222 den troon, werd eenige jaren later door Knoet Johanson verdreven, keerde met hulp der Denen terug, doodde Knoet in den slag bij Sparsetta en regeerde tot in 1250. Hij overleed kinderloos.
Eric XII, een zoon van Magnus II. Hij werd in 1351 tengevolge van een oproer de mede-regent zijns vaders, doch overleed reeds in 1360. — Van Eric XIII, de Pommeraan, hebben wij onder de Koningen van Denemarken reeds melding gemaakt.
Eric XIV, een zoon van Ghistaaf Wasa, dien hij in 1560 opvolgde. Hij werd geboren den 15den December 1533, hield aanvankelijk met krachtige hand de teugels van het rijksbestuur, bevorderde kunsten en wetenschappen, handel en zeevaart, breidde de Zweedsche zeemagt uit en verbeterde de regtspleging. Eene telkens terugkeerende krankzinnigheid bragt hem echter tot velerlei gruwelen. Door de beperkingen, waaronder hij aan zijn broeder het bezit der hertogdommen vergunde, wekte hij diens misnoegen, en door den rampspoedigen Zevenjarigen oorlog tegen Denemarken den haat des volks, en eindelijk door zijn huwelijk met Catharina Mans, een boerenmeisje uit Madelgad, de ontevredenheid van den adel. Zelf doorstak hij met een dolk den graaf Kiel Sture, die wegens vermoeden van verraad in den kerker was geworpen, en hij deed diens bloedverwanten op het schavot sterven. Schoon hij later die doodvonnissen door zijn kanselier Jöran Persson deed bekrachtigen, vond hij nergens rust.
Om den verbitterden adel te verzoenen, ontsloeg hij den kanselier en schonk hij zijn broeder Johan de vrijheid. Weldra echter genoot Persson weder de vroegeren gunst, en in plaats van gehoor te geven aan den wensch zijner broeders, die tegen de Denen vochten, om namelijk den kanselier te verwijderen, plaatste Eric zich aan het hoofd van zijn leger, om tegen hen op te trekken. Na eenige rampspoedige gevechten zag hp in 1568 zijne hoofdstad in handen zijner tegenstanders, zoodat hp afstand moest doen van de regéring. Daarna beklom Johan den troon. Deze hield Eric gevangen en deed hem den 26sten Februarij 1577 door vergif ombrengen. Door de zorg van Gustaaf III verrees boven zijn graf in den dom te Westeräs een prachtig gedenkteeken.