knoet
(18e eeuw, vero.) (scheldw.) bewoner van Westfalen en meer algemeen voor Duitser. Groene knoeten: in het groen geklede Duitsers. Vgl. mof*. Tegenwoordig nog in de zin van lomperd. • De krukken rusten op de tafel naast haar voeten. Z'oreert voor burgers, voor geboerte, en groene knoeten. (Lukas Rotgans: Boerekermis. 1708) • 't Is een knoe...