Erhard (Heinrich August), een verdienstelijk Duitsch geschiedschrijver, geboren te Erfurt den 13den Februarij 1793, studeerde aldaar en te Göttingen in de geneeskunde, vestigde zich als privaat-docent in zijne geboorteplaats, werd er in 1813 buitengewoon hoogleeraar, was er in 1814 geplaatst bij het militaire ziekenhuis, diende in 1815 als eerste arts bij het Pruissische leger, en hield na zijn terugkeer te Erfurt tot aan de opheffing der universiteit aldaar (November 1816) académische I voorlezingen. Daarna wijdde hij zich aan letter- en oudheidkundige studiën, werd er in 1821 belast met het in orde brengen van het stedelijk archief, en in 1822 benoemd tot bibliothecaris van de boekerij der voormalige universiteit. In 1824 werd hij archivaris te Magdeburg, in 1831 te Münster, bekleedde hier tevens de betrekking van directeur der Vereeniging voor geschied- en oudheidkunde in Westfalen, en overleed den 22sten Mei 1851.
Van zijne geschriften noemen wij: „De bibliothecis Erfordiae (1813—1814)", — „Ueberlieferungen zur vaterländischen Geschichte alter und neuer Zeit (1825—1828)”, — Geschichte des Aufblühens wissenschaftlicher Bildung, vornehmlich in Deutschland, bis zum Anfänge der Reformation (1827—1832, 3 dln)”, — „Geschichte Münsters, nach den Quellen bearbeitet (1837)”, — „Regesta historiae Westphaliae (1847—1851, 2 dln)”. Voorts leverde hij eene nieuwe uitgave van Hecker's „Lexicon medicum (1816—1827, 4 dln)”, en van Jahn’s „Auswahl der wirksamsten Arzneien (4de uitgave 1818, 2 dln)”, en redigeerde met Höfer en Medem het „Zeitschrift tür vaterländische Geschichte und Alterthumskunde Westphalens (1838—1851)’.