Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Civetkat

betekenis & definitie

Civetkat (Viverra L.) is de naam van een zoogdieren-geslacht uit de orde der roofdieren; het onderscheidt zich door een langgestrekt ligchaam, korte pooten, een langen hals en snuit, 4 of 5 teenen met klaauwen, die ingetrokken kunnen worden, een langen, veelal neerhangenden staart, en door een klierachtigen zak, tusschen de achterste opening en de voortplantingswerktuigen geplaatst en geschikt om eene aldaar afgescheidene, sterk riekende vloeistof — civet genaamd — te bewaren De civetkatten zijn, met uitzondering van slechts ééne Amerikaanschen soort, alleen in de oude wereld, bepaaldelijk in Afrika en Azië, te vinden; immers in Europa heeft men ook slechts ééne soort. Het zijn zooltreders en in hooge mate roofzuchtig en bloeddorstig; haar voedsel bestaat uit eijeren, kruipende en kleine viervoetige dieren, schaaldieren en insecten. Van de soorten vermelden wij de Afrikaansche civetkat (V. civetta Buff.), die kleiner is dan eene kat en grooter dan een wezel. Haar kop is breed, haar snuit puntig, de staart half zoo lang als het ligchaam, de pels digt, maar kortharig, en midden over hals en rug en zelfs tot op den staart loopt eene maan, die het dier kan oprigten.

De kleur der vacht is geelachtig-grijs met donker-bruine vlekken en strepen aan de zijden, doch onder den buik lichter, en de maan donker-bruin, terwijl de staart 6 of 7 ringen draagt en eene zwarte punt. Aan elke zijde van den pels heeft men eene lange witte vlek, door eene donker-bruine streep in 2 deelen verdeeld, en onder elk der oogen eene groote donker-bruine vlek. Dit dier leeft in Afrika, vooral in Opper- en Neder-Guinéa, en behoort in Abessinië, Nubië en Egypte tot de huisdieren; men houdt het vooral om het civet, waarvan men het wekelijks 2-maal ontlast. Het civet, dat in den handel voorkomt, is meestal met vet en hars vervalscht; het heeft een doordringenden reuk, is dik-vloeibaar, bruin van kleur, en pijnstillend, doch werd vooral door het bevergeil (castoreum) uit de rij der geneesmiddelen verdrongen. — Voorts vermelden wij de Aziatische civetkat (V. Zibetha L.), die zich van de Afrikaansche onderscheidt door smaller kop, langer ooren, fijner ligchaamsbouw en het gemis der maan. Haar pels is bruinachtig-geel met vele donkerroode vlekken, die dwarsstrepen vormen en op den rug tot een breeden band zamenvloeijen. Keel en kin zijn bruinachtig, de buik is wit, en er loopen 4 zwarte strepen overlangs over den nek. De staart telt 9 of 10 roestkleurige ringen, die aan de bovenzijde ineenvloeijen.

Deze soort vindt men vooral in Indië en op de eilanden van den Indischen Oceaan, vooral op Boero, één der Molukken. — Eindelijk gewagen wij van de genetkat (V. genetta L.), die een zeer rank en fraai ligchaam bezit met een kleinen, naar de achterzijde wat breederen kop, een langen staart en zeer korte pooten. De pels is geelachtig-grijs; langs de zijden ontwaart men 4 of 5 rijen zwarte vlekken en langs de bovenzijde van den hals 4 zwarte strepen, terwijl de keel en de borst licht grijs zijn. Dit dier leeft in geheel Afrika, alsmede in het zuiden van Spanje en Frankrijk, waar het, evenals in Turkije, als huisdier dienst doet, om de muizen te verdelgen. Als het getergd wordt, rijzen zijne haren te berge en verspreidt het een sterken civetgeur. Het overtreft de 2 voorgaande soorten in lenigheid van beweging, maar ook in bloeddorst. De huiden van al die soorten komen in den handel.

< >