Ciudad

betekenis & definitie

Ciudad afkomstig van het Latijnsche civitas, in Spanje en zijne koloniën de naam eener stad van den eersten rang, welke hare eigene regten heeft en alzoo wèl te onderscheiden is van villa. — Merkwaardige steden van dien naam in Spanje zijn Ciudad-Real, de hoofdstad der evenzoo genoemde Spaansche provincie in Nieuw-Castilië, eene regelmatig gebouwde, in eene vruchtbare vlakte gelegen stad aan het vereenigingspunt der wegen naar Madrid, Toledo, Almaden en Albacete; in hare nabijheid werden den 27sten Maart 1809 de Spanjaarden onder Urbino door de Franschen onder Sebastiani geslagen; zij telt ruim 10000, en de evenzoo genoemde provincie op 368½ geogr. mijl ongeveer ¼ millioen inwoners,— en Cindad-Rodrigo, eene Spaansche grensvesting naar de zijde van Portugal in de provincie Salamanca en in het voormalig Koningrijk Leon, met bijna 7000 inwoners, op den regter-oever der Agueda; den 10den Julij 1810 moest zij zich na eene dappere verdediging aan de Franschen overgeven, maar den 8sten Januarij 1812 werd zij ingesloten door Wellington, onder wiens opperbevel ook de toenmalige prins van Oranje, later koning Willem II, roemrijk streed. De stad werd in den nacht van den 19den op de 20sten Januarij daaraanvolgende bestormd en veroverd, waarna de Spaansche Cortes Wellington tot hertog van Ciudad-Rodrigo en tot grande van de eerste klasse verhieven.