Björnson (Björnsterne), een Noorweegsch dichter van onzen tijd, werd geboren den 8sten December 1832 te Kvikne in Oesterdalen, in een woeste bergstreek gelegen. Zijn vader, die aldaar het ambt van godsdienstleraar bekleedde, werd later overgeplaatst naar het bekoorlijke Romsdal, waarna de zoon de scholen te Molde en vervolgens de universiteit te Christiania bezocht. Hij studeerde in de letteren, maar werd ongemeen aangetrokken door het tooneel, zoodat hij een treurspel vervaardigde, doch later vernietigde.
Voorts was hij correspondent van provinciale dagbladen, schreef recensiën en schouwburgverslagen en vervaardigde kleine schetsen uit het volksleven. Nadat hij gedurende 2 jaren directeur was geweest van den schouwburg te Bergen, werd hem de redactie opgedragen van een groot staatkundig blad te Christiania. De aanvallen, die hij er wegens zijne critiek verduren moest, dreven hem spoedig naar elders; hjj begaf zich in 1858 eerst naar Hamburg en vervolgens naar Kopenhagen. Hier kwam hij tot kalmte, verkwikte zich tevens door den omgang met geleerde mannen, en schreef er zijne eerste gedichten, die met een ongewonen bijval werden ontvangen. Deze gedichten behelsden Noorweegsche dorpsverhalen en idyllen, en wierden gevolgd door een aantal dramatische stukken. Hij aanvaardde daarna de betrekking van directeur van den schouwburg te Christiania. Merkwaardig zijn ook zijne “Byhistorier (Stadsverhalen)”, die onderscheidene uitgaven beleefden. Björnson is een begaafd en oorspronkelijk dichter, die zich beijvert om in zijne voortbrengselen het eigenaardige van de Noorweegsche taal en van het Noorweegsche volksleven krachtig en duidelijk te doen uitkomen.