Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bijbelgenootschap

betekenis & definitie

Bijbelgenootschap is de naam van verenigingen, die de verspreiding des Bijbels in alle klassen der maatschappij beoogen. Baron Hildebrand von Canstein, de vertrouwde vriend van Spener, is de eerste geweest, die met hulp van Francke te Halle zich beijverde, om den Bijbel voor een geringen prijs ver­krijgbaar te stellen.

Dat voorbeeld vond hier en daar navolging, maar vooral heeft het Britsche Buitenlandsche Bijbelgenootschap (the british and foreign bible-society) daar­voor veel gedaan, en dat genootschap is nog altijd eene reusachtige instelling, die hare werkzaamheid over alle landen der wereld uitstrekt. De leeraar Charles uit Noordwallis begaf zich in 1800 naar Londen, om vaneen bemiddelden vriend eene bijdrage te verzoe­ken tot verspreiding van Bijbels, en weldra bevonden zich 20000 exemplaren in de han­den'van menschen, die te voren nooit een Bijbel gezien hadden.

De leden van het Zen­delinggenootschap, reeds in 1695 tot stand gekomen, besloten, om geheel Brittanje van Bijbels te voorzien, en namen weldra de geheele menschheid op in hun plan. In 1804 werd het genootschap opgerigt en het vond er in alle oorden eene levendige deelneming; overal verrezen afdeelingen dier Vereeniging en wel­dra beliepen hare inkomsten jaarlijks onge­veer een millioen gulden. Hierdoor was zij niet alleen in staat, om Brittanje en zijne kolo­niën van Bijbels te voorzien, maar ook om de gewijde schriften in ongeveer een paar honderd talen te doen overzetten en in alle werelddeelen depôts te vestigen, vanwaar zij bij millioenen zijn verspreid. Naar het voorbeeld van het Britsche zijn in de meeste Christelijke staten van Europa, in Rusland, Zweden, Noor­wegen, Denemarken, Duitschland, Nederland, Frankrjjk en Zwitserland, Bijbelgenootschap­pen ontstaan.

Van deze was het Russische het belangrijkst; het is in 1813 door Peterson en Pinkerton opgerigt, telde bij de 300 afdeelingen en verspreidde in meer dan 30 talen den Bijbel onder de volkeren der Russische heerschappij; zij werd echter in 1826 door eene Keizer­lijke ukase plotselijk opgeheven. Ook ijvert in Rusland de geestelijkheid niet sterk voor de Bijbelverspreiding. — Het Nederlandsche Bijbelgenootschap kwam tot stand den 20sten Junij 1814 en heeft zich vooral zeer verdien­stelijk gemaakt door het uitgeven van den Bijbel in de Javaansche, Maleische en Alfoersche talen, alsmede in die der Batta’s, tot welk oogmerk de geleerde Neubronner van der Tuuk nog altijd op kosten van het Ge­nootschap werkzaam is. Belangrijk is voorts de omvang van het Amerikaansche Bijbelge­nootschap, hetwelk meer dan 1000 afdeelin­gen telt en zich bij zijne stichting aan de bepaling onderwierp, om dan eerst voor het buitenland te zorgen, wanneer de Bijbel in geen enkel huisgezin der Vereenigde Staten vruchteloos werd gezocht. In de R. Katho­lieke landen is de Bijbelverspreiding en alzoo ook de deelneming aan Bijbelgenootschappen verboden, — een verbod, dat door paus Pius IX gehandhaafd wordt.

< >