Bibliothecaris, luidt de titel van dengene, aan wien de zorg is toevertrouwd voor eene openbare boekerij. Zulk een persoon, zal hij naar eisch zijne betrekking bekleeden, dient eene uitgebreide boekenkennis te bezitten, waartoe hij zich moet voorbereiden door het aanleeren der oude en nieuwe talen, — de letterkunde, hare geschiedenis en hare dagelijksche vorderingen moeten zijne geliefkoosde studie wezen, — daarenboven moet hij zich onderscheiden door orde, netheid en smaak in het rangschikken der werken, — terwijl hij eindelijk met ijver zijne krachten moet inspannen, om de bibliotheek, waarover hij gesteld is, aan haar doel te doen beantwoorden.
De geschiktheid en bekwaamheid van den bibliothecaris openbaart zich vooral in het aanwijzen der wetenschappelijke hulpbronnen, die de onder zijn bestuur gestelde bibliotheek bezit, zoodat zij vruchtbaar wordt voor hare bezoekers, — en voorts in het opmaken van goede, practische catalogussen der werken, welke in zijne bibliotheek aanwezig zijn. Zie verder Bibliotheekwetenschap.