Onder dezen naam vermelden wij:
Francesco Ferrari Bianchi, bijgenaamd il Fraxi, een beeldhouwer en schilder te Modena. Hij was de leermeester van Correggio, en overleed in 1510.
Francesco Bianchi, een uitstekend componist. Hij werd geboren te Venetië in 1744, trad het eerst op te Parijs met eene opera, vervaardigd voor den Italiaanschen schouwburg aldaar, en begaf zich in 1784 naar Milaan als hof-kapèlmeester, vice-kapèlmeester in den Dom en directeur aan La Scala. Later ging hij naar Napels, om er de eerste opvoering zijner opera “Cajo Mario” te besturen, werd daarna organist in de kerk van San Marco te Venetië, en overleed in 1811. Hij heeft veel kerkmuziek vervaardigd, die zich door een zuiveren stijl onderscheidt.
Friedrich, vrijheer van Bianchi, duca di Casalanza, een luitenant-veldmaarschalk in Oostenrijksche dienst. Hij werd geboren te Weenen den 2den Februarij 1771 en ontving onderwijs aan de genie-school aldaar. Reeds in 1788 nam hij als genie-officier deel aan den oorlog met Turkije. In 1792 tot 1797 onderscheidde hij zich vooral in Italië door zijne krijgskundige bekwaamheid, werd als majoor geplaatst bij den staf van aartshertog Ferdinand d'Este en in 1800 tot overste, in 1805 tot adjudant-generaal van den aartshertog, en in 1807 tot generaal-majoor bevorderd. Vooral bij Aspern (1809) verwierf hij grooten roem, en hij zag zich weldra bekleed met den rang van luitenant-veldmaarschalk. Hij streed in 1813 bij Leipzig, nam deel aan den intogt der Geällieerden in Parijs, sloeg in 1815 Murat bij Tolentino, en trok Napels binnen. Door Ferdinand IV van Napels werd hij verheven tot duca de Casalanza.
Nadat hij in 1827 gepensioneerd was, bewoonde hij een buitenverblijf bij Treviso. Bij het uitbarsten der omwenteling te Milaan in 1848 werd hij op bevel van het voorloopig bestuur te Treviso in hechtenis gehouden, maar na verloop van een paar maanden door de komst der Oostenrijkers bevrijd. Hij overleed den 21sten Augustus 1855.
Friedrich, vrijheer van Bianchi, een jongeren zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 24sten November 1812, trad als onderofficier in Oostenrijksche dienst, was als overste in garnizoen te Venetië, toen aldaar in 1848 de revolutie uitbarstte, streed bij Novara, voerde als generaal-majoor het bevel over eene brigade in Hongarije, en werd in 1854 bevorderd tot luitenant-veldmaarschalk.