Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dom

betekenis & definitie

Dom of Domkerk, in het Middel-Hoogduitsch tuom, later thum, turn of thumb, noemde men sedert het midden van het tijdperk der middeleeuwen vooral zulke hoofdkerken, waar een bisschop of aartsbisschop dienst doet, doch vervolgens ook zulke kerken, die een kapittel (domkapittel) hebben. In lateren tijd heeft men in het algemeen dien naam gegeven aan de hoofdkerken der groote steden, welke men in het zuiden van Duitschland „Münster (van monasterium of klooster)” heet. Tegenwoordig gebruikt men dien naam ook veel in de beteekenis van koepelkerk.

De oorsprong van het woord dom is onzeker. Sommigen leiden het af van domus (huis), — anderen van de letters d. o. m. (Deo optimo maximo), welke men boven den ingang van zulke gebouwen plaatste. In ons Vaderland is vooral de hoofdkerk te Utrecht, in Duitschland die te Keulen, — en in Italië die te Milaan onder den naam van dom bekend of vermaard.