Van de vele merkwaardige personen, die dezen naam gedragen hebben, vermelden wij:
Simon van Beaumont, den telg van een aanzienlijk geslacht. Hij werd geboren te Dordrecht in 1574, studeerde te Leiden en bekleedde vervolgens aanzienlijke staatsambten. In 1606 werd hij pensionaris van Middelburg, in 1625 gecommitteerde wegens Zeeland in de vergadering der Staten-Generaal, in 1627 lid van een gezantschap naar Zweden, in 1629 een der gecommitteerden van de Staten in het leger van prins Frederik Hendrik voor ’s Hertogenbosch, in 1633 burgemeester van Arnhem, en in 1634 pensionaris van Rotterdam. Hij was een uitstekend regtsgeleerde en letterkundige en heeft een bundel Nederlandsche, Fransche en La-
tijnsche gedichten in het licht gegeven onder den titel van “Horae succissivae enz.” Hij overleed op den 20sten Junij 1654.
Simon van Beaumont, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1641 en werd eerst aan zijn vader, secretaris der Staten, toegevoegd en daarna diens opvolger. In 1673 was hij gezant te Kopenhagen, om er den vrede te bewerken. Hij was een ijverig staatsman en de leermeester van den zoon zijner zuster, Simon van Slingeland (zie onder dezen naam). Zijn vrijen tijd besteedde hij aan de kruidkunde: hij voorzag zijn tuin te ’s Hage van vele merkwaardige gewassen, van welke Kiggelaar in 1690 een catalogus heeft uitgegeven. Zijne bemoeijingen omtrent die wetenschap worden door Linnaeus in de voorrede voor den “Hortus Cliffortianus” loffelijk vermeld. Hij overleed op den 8sten Februarij 1686.
Mare Antoine, comte de Beatmont-Labonninière, een Fransch generaal en staatsman. Hij werd geboren in 1763 te Beaumont in Touraine uit een aanzienlijk geslacht. Eerst was hij page bij Lodewijk XVI, vervolgens kapitein bij de cavalerie en bij het uitbarsten der Omwenteling overste van het 5de regiment dragonders. In 1793 werd hij, als tegenstander van het Schrikbewind, te Lyon ter dood veroordeeld, maar door zijne dragonders aan de guillotine ontrukt.
Hij streed met moed in Italië onder Masséna, Schever en Bonaparte, — onder laatstgenoemde bij Lodi, Mantua en Marengo. Bij het einde van dien veldtogt werd hij divisie-generaal en inspecteur-generaal der cavalerie. Later vocht hij bij Austerlitz, Jena en Wagram, en werd benoemd tot senator en tot stalmeester der Keizerin-Moeder. Lodewijk XVIII verhief hem tot pair; niettemin streed hij in 1815 bij Waterloo. De Koning schonk hem vergiffenis, en Beaumont overleed in 1830.
Jean Baptiste Armand Louis Léonce Elie de Beaumont, een beroemd geoloog. Hij werd geboren den 25sten September 1798 te Canon in het departement Calvados, studeerde aan het Collège Henri IV en verwierf in 1817, bij een wedstrijd der scholen te Parijs, den eersten prijs voor de wis- en natuurkunde. Nadat hij onderscheidene reizen ten behoeve der geologische wetenschap volbragt had, werd hij in 1824 mijn-ingenieur en leidde vervolgens als leeraar en schrijver een zeer werkzaam leven. In 1831 werd hij hoogleeraar aan de school voor bergbouw, in 1832 aan het Collège de France en in 1833 ingenieur en chef der mijnen. In 1838 werd hij naar Algiers gezonden, om er den bodem te onderzoeken, en in 1853 koos men hem tot secretaris der Academie van Wetenschappen.
Tot zijne geschriften belmoren “Coup d’oeil sur les mines (1824),” “Voyage métallurgique en Angleterre (1837),” “Recherches sur quelques-unes des révolutions de la surface du globe ,” “Sur la struc- ture du mont Etna” enz In het voorlaatste werk heeft hij zijne theorie omtrent de opstuwingen van bergketens uitééngezet, welke algemeenen bijval vond. Hij neemt 12 tijdperken van opstuwing aan, en hierin plaatst hij de verschillende gebergten, zoo- dat hij althans den betrekkelijken ouderdom van deze op wetenschappelijke gronden heeft bepaald. Zijn hoofdwerk is de “Carte géologique de la France,” door hem met Dufrénoy vervaardigd (6 bladen, Parijs 1840, 2de uitgave 1855, met 2 deelen tekst). Daarenboven verscheen in 1867 “Fragment d’une carte géologique détaillée de la France, exécutée sous la direction de M. E. de Beaumont par Chancourtois" — eene groote kaart, die het noordelijk gedeelte van Frankrijk voorstelt.
Gustave de Beaumont, een uitstekend Fransch schrijver. Hij werd geboren den 6den Februarij 1802 te Beaumont-la-Chartre in het departement Sarthe, studeerde in de regten en bekleedde de betrekking van substituut van den procureur des Konings bij het Hoog-Geregtshof van de Seine. Hij verloor dat ambt bij het uitbarsten der Julij- revolutie. In 1831 verkreeg hij van de Regering den last, om met Toequeville het gevangeniswezen in de Vereenigde Staten te onderzoeken. In 1840 werd hij lid der Kamer van Afgevaardigden en na de Februarij-omwenteling zonden de kiezers hem naar de Constituante en vervolgens naar het Wetgevend Ligchaam. Hij behoorde tot de gematigde republikeinen. Cavaignac benoemde hem tot gezant te Londen, maar hij legde die betrekking neder, zoodra. Napoleon tot president der Republiek was gekozen.
Hierna hernam hij zijne plaats in het Wetgevend Ligchaam. Toen Odilon-Barrot, Dufaure, Lanjuinais en Tocqueville leden werden van het ministérie, liet Beaumont zich een gezantschapspost naar Weenen welgevallen, maar deed ook hiervan afstand, zoodra gemeld ministerie was afgetreden. Bij den Coup d’état van 2 December 1851 werd hij in hechtenis genomen en op het fort van den Mont Valérien gevangen gehouden. Toen hij weder in vrijheid was gesteld, verliet hij de staatkundige loopbaan, zonderde zich af op zijn buitenverblijf en begaf zich slechts nu en dan naar Parijs, om er de zittingen van het Instituut bij te wonen. Hij overleed te Tours den 2den April 1866, onderscheidene geschriften over sociale onderwerpen nalatende.
Eduard Ferdinand de Laionninière, vicomte de Beaumont-Vassy. Deze werd geboren in 1816 op het slot La Mothe Sauzay in het departement Indre-Loire en is de schrijver van “Les Suédois depuis Charles XII jusqu a Oscar I (1841, 3ie uitgave 1847),” “Histoire de mon temps (1859—-1858,1864— 1865)”, “Les salons de Paris (1866)” enz. In de jaren 1851—1853 was hij prefect te Laon, maar hij nam deel aan financiële knoeijerijen en werd in 1859 deswege tot 2 jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Francis Beaumont, een beroemd Engelsch dichter. Hij werd geboren in 1585 op het familie-kasteel Grace-Dieu in het graafschap Leicester, studeerde te Oxford en te Londen in de regten en overleed in 1616. Zijn naam als dichter is verbonden met dien van John Fletscher, den zoon van een bisschop, die zich eenigen tijd te Cambridge ophield zonder zich aan bepaalde studiën te wijden en in 1625 op 49-jarigen ouderdom te Londen overleed. De tooneelspelen dier dichters waren de vrucht' van een gemeenschappelijken arbeid, waarbij zich laatstgenoemde met de vinding en Beaumont met de uitvoering had belast. Men vermeldt, dat Fletscher na den dood van Beaumont raad nam met Shirley. Zij stelden zich Shakspere tot voorbeeld en hunne tijdgenooten prezen hunne voortbrengselen nog boven die van Engelands meestberoemden tooneeldichter, — een gevoelen, dat intusschen door de nakomelingschap niet is bezegeld.
De beide dichters schijnen zich verbonden te hebben in het jaar 1605. Yan hun gemeen- schappelijken tooneel-arbeid bestaan onderscheidene uitgaven , en van deze wordt die van Dyce (Londen, 1841—1848, 13 deelen) voor de beste gehouden. De komische gedeelten zijn daarin het best gelukt. — Beaumont overleed in Maart 1616.