Bath-orde (De) is eene van de 4 orden der kroon van Groot-Brittanje. Zij is de laatste in rang, ingesteld in 1399 door Hendrik IV en vernieuwd in 1725 door George I. Men zegt, dat de naam dezer orde afkomstig is van de gewoonte van hen, die daarin zouden opgenomen worden, om zich daags te voren te baden, als een zinnebeeld der reinheid, die in de ridders dezer orde vereischt werd.
Aanvankelijk bestond zij uit den Koning en 36 ridders. Het gewaad der orde is een rood, met wit bezet opperkleed en een witte gordel zonder eenig sieraad. De mantel heeft dezelfde kleur en is aan den hals met een wit snoer vastgehecht. Deze is op den schouder belegd met de teekenen der orde, 3 gouden kroonen, eene roode roos en een distel op een ovaal schild, met de spreuk “Tria juncta in uno (De drie tot één verbonden).”
Daarenboven dragen de ridders roode broeken en kousen, benevens
een witten hoed met eene witte pluim.
Door een besluit van George IV van 2 Januarij 1815 werd de Bath-orde aanmerkelijk gewijzigd, om tot eene gepaste belooning te kunnen strekken voor officieren, die zich in den oorlog tegen Frankrijk verdienstelijk hadden gemaakt.
Zij heeft thans 3 klassen van verschillenden rang. De eerste is die der groot-kruisen, welke niet meer dan 72 ridders mag bevatten, waaronder zich 12 Britsche ingezetenen kunnen bevinden. De tweede bevat de commandeurs, wier aantal 180 niet mag overschrijden, en de derde is eindelijk die der officieren.