Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Barclay (VorstMichaël)

betekenis & definitie

Barclay de Tolly (Vorst Michaël), een Russisch generaal en veldmaarschalk, stamde af van een zijtak van het Schotsche geslacht Barclay, die zich in Mecklenburg en Lijf­land gevestigd had. Hij werd in laatstgenoemd gewest geboren te Walk in 1761 en was de zoon van onbemiddelde ouders. Op drieja­rigen ouderdom werd hij opgenomen in het huis van Wermelin, een oom van moeders­zijde, — in 1769 kadet bij het leger, en in 1788 kapitein-adjudant van den prins van Anhalt-Bernburg.

Den 6den December 1788 nam hij deel aan de verovering van Otsjakow, en voorts aan die van Akjerman en Bender. Daarna woonde hij de veldtogten bij in Fin­land en Polen en werd in 1799 bevorderd tot generaal-majoor. Hij onderscheidde zich in den slag bij Poeltoesk en voerde vervolgens het bevel over de achterhoede. Bij Jankow en Landsberg (23 en 24 Januarij 1807) hield hij met zijn corps het geheele Fransche leger staande. Gedurende den slag bij Eylau ver­dedigde hij de stad tegen den vijand, totdat hij, zwaar gewond, het tooneel van den strijd verlaten moest. Naauwelijks genezen van zijne wonden, nam hij deel aan den oorlog in Finland, versloeg de Zweedsche landingstroepen bij Koeopio, trok in 1809 met een corps over het ijs der Bothnische Golf, veroverde de stad Umea en bespoe­digde hierdoor het sluiten van den vrede.

Op den 20sten Januarij 1810 werd Barclay benoemd tot minister van Oorlog, en in 1812 begaf hij zich als opperbevelhebber naar de Westelijke armée, die hij op eene uitstekende wijze aanvoerde, totdat de veldmaarschalk Kutusow het commando overnam. Onder dezen bestuurde Barclay in den slag bij Borodino de bewegingen van den linkervleugel en van het centrum. Terwijl het Russische leger zich bij Taroetino bevond, moest hij wegens on­gesteldheid de krijgsdienst vaarwel zeggen. Eerst in het begin van 1813 keerde hij tot haar terug, plaatste ziek aan het hoofd der derde Westelijke armée, belegerde Thorn en trok, na het veroveren van deze vesting, ge­neraal Lauriston te gemoet, dien hij den 7den Mei bij Königsworth versloeg en voerde in den slag bij Bautzen bevel over den regtervleugel, waarna hij zich op den 11den Mei weder met het oppercommando belastte. Na het Congres van Praag rukte hij met het Russisch-Pruissische leger in Bohemen, zag zich in den slag bij Kulm, toen graaf' Ostermann-Tolstoi gewond was, genoodzaakt, het opperbevel over de strijdende troepen te aan­vaarden, en vernietigde het corps van van Damme. In den bloedigen slag bij Leipzig voerde hij bevel over het corps van den graaf Wittgenstein en van den Pruissischen generaal Kleist, over de Russische grenadiers en de garde, en droeg door zijne bewegingen niet weinig bij tot de zegepraal. Na den slag werd hij tot den gravenstand verheven.

In 1814 voerde hij bevel over de Russische troe­pen in de veldslagen bij Brienne, bij Arcis-sur-Aube en bij Fêre-Champenoise, woonde vervolgens te Vitry den krijgsraad bij en bestormde daarna de hoogten tusschen Romainville en Pantin, waarna hij Belleville innam en alzoo de zegepraal der Verbondene Mogendheden bespoedigde. Alsnu werd hij verheven tot veldmaarschalk en vorst, waarna hij den Keizer naar Londen vergezelde en de benoeming ontving tot bevelhebber der eerste armée. Toen in 1815 het oorlogsvuur weder­om uitbarstte, snelde hij met zijn leger naar Frankrijk, doch de slag bij Waterloo had reeds een einde gemaakt aan den strijd. In Rusland teruggekeerd, hield hij zijn verblijf in het hoofdkwartier te Mohilew, maar toen hij in 1818 de baden in Bohemen veilde bezoe­ken , overleed hij op den weg derwaarts te Insterburg bjj Koningsbergen. Hij is in Lijfland op zijn landgoed Beekhof be­graven.

< >