Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ouderdom

betekenis & definitie

Ouderdom (Het tijdperk van den), waarin de krachten van ligchaam en geest merkelijk beginnen te verminderen, neemt gemiddeld een aanvang met den zestigjarigen leeftijd en eindigt met den dood. In dat tijdperk worden de spiervezels en alzoo de leden allengs strammer, terwijl de wanden der slagaderen beenachtig worden en verharden en de beennaden door zamengroeijing verdwijnen. De tandkassen trekken zamen, zoodat de tanden los worden, afslijten en uitvallen. De bloedvorming en de afscheiding der klieren vermindert, en de voormalige scherpheid der zintuigen gaat verloren.

De vroegere kracht en snelheid der willekeurige bewegingen worden geringer en de pols daalt af tot 60 slagen in de minuut. De voeding wordt traag en eene beenbreuk heeft langen tijd noodig ter genezing. Tevens wordt het geheugen zwakker en allengs minder geschikt om nieuwe indrukken te ontvangen en te bewaren, en de vroegere werkzaamheid des geestes maakt plaats voor onverschilligheid. De neiging om te slapen wordt grooter, maar de slaap korter en onrustiger.

Het naderen van den ouderdom openbaart zich intusschen reeds veel vroeger, vooral ook door het grijsworden van het haar, hoewel men dat reeds vaak in den middelbaren leeftijd opmerkt. De wezenlijke ouderdom, dien wij hier bedoelen, komt gewoonlijk met gebreken. Atrophie van de longen veroorzaakt asthma, en de trage spijsvertering verhindert eene behoorlijke voeding en wordt daardoor de bron van velerlei kwalen. Intusschen is de toestand van den mensch in het tijdperk des ouderdoms van talrijke omstandigheden afhankelijk. Men ontmoet vaak mannen van middelbaren leeftijd, die oud, en grijsaards, die jeugdig zijn naar ligchaam en geest. Zie voorts onder Levensduur.