Barcelona is de hoofdstad van het voormalig Spaansch vorstendom Catalonië en van de hedendaagsche provincie Barcelona — welke laatste op bijna 191 □ geogr. mijlen 3/4 millioen inwoners telt — en ligt op 41° 22' 26" N.B. en 0° 9' 11" W. L. van Greenwich. Zij is amphitheatersgewijs gebouwd aan de helling van eene bergkom rondom eene diepe baai der Middellandsche Zee, nabij den mond der Llobregat, en omgeven van eene met lustverblijven (torres) bezaaide vlakte (huerfa).
Zij is de belangrijkste haven-, koop- en fabriekstad van Spanje, eene vesting van den eersten rang, en na Madrid en Cadix de fraaiste en rijkste. Zij bestaat uit de eigenlijke stad, die in de Boven- en Beneden-stad wordt verdeeld, en de havenstad, Barceloneta genaamd, buiten de wallen op eene in zee uitstekende landtong gebouwd. De haven is zeer diep, maar niet volkomen veilig tegen sommige stormen, ook wordt zij door verzanding, veroorzaakt door de Llobregat, die er zich in uitstort, langzamerhand minder toegankelijk. Schepen, die meer diepgang hebben dan 4 Ned. el, moeten nu reeds buiten den Molo ten anker gaan. De stad wordt beschermd door het fort Monjuich (Mons Jovis), dat van uitmuntende bolwerken, eene kazerne voor duizende soldaten en een verkenningstoren is voorzien, — door de citadel, in 1705 gebouwd op last van Phlippus V uit wantrouwen jegens de ingezetenen en op eene plaats, waar te voren een paar duizend huizen, 31 straten en 3 kerken werden gevonden, — en door het fort Atarazanas, tusschen de haven en de stad gelegen. Daarenboven is de stad omgeven door een zwaren wal. Er zijn 360 straten en meer dan 30 openbare pleinen.
De fraaiste straat is de Rambla, die meer dan 100 Ned. el lang en 26 Ned. el breed is. Er zijn oude (Moorsche, Gothische), nieuwere en nieuwe gedeelten, bekoorlijke wandelplaatsen, en 84 kerken, onder welke vooral de hoofdkerk met hare beschilderde glazen zeer merkwaardig is. Ook telt men er 44 kloosters, onderscheidene prachtige paleizen en schoone openbare gebouwen en hospitalen. Er is eene universiteit met 1600 studenten, een botanische tuin, eene handelsschool, eene reaal-school, eene Latijnsche school, een theologisch seminarium , voorts een groot aantal lagere scholen. Ook vindt men er 4 académies voor kunsten en wetenschappen, onderscheidene bibliotheken, een muséum voor natuurlijke historie enz. Het aantal inwoners bedraagt er met die der voorsteden bijna 200000. De industrie heeft er op groote schaal haren zetel gevestigd , en van de talrijke fabrieken — vooral katoen- en zijde-fabrieken — worden vele door stoom in beweging gebragt.
Men heeft er machine-fabrieken en ijzergieterijen, — voorts vervaardigt men er glas, papier, scheikundige praeparaten, aardewerk, zeep, chocolade, leder, geweren, hoeden, lint, kanonnen enz., en er zijn belangrijke werven voor den scheepsbouw. Nog aanzienlijker is er de handel, die een wereldhandel mag worden genoemd. Uitgevoerd worden er de voortbrengselen der reeds genoemde fabrieken, alsmede veel wijn en brandewijn, terwijl er veel graan, koloniale waren, timmerhout, gezouten visch, huiden, hennep enz. wordt ingevoerd. Van ouds had de handelsstand, met zijn “Junta del Comercio” en zijn “Consejo de Comerciantes” er groote voorregten — ’t geen den bloei der stad niet weinig bevorderde. De invoerregten worden er voor de helft aangewend tot ontwikkeling van jongelingen, die zich op handel en scheepvaart wenschen toe te leggen; zij vinden hier uitstekende instellingen van onderwijs.
Velen zijn van meening, dat deze stad omstreeks het jaar 300 vóór Chr. door Hamilcar, den vader van Hannibal, is gesticht, en van hem den naam Barcino ter eere van zijn eigen geslachtsnaam (Barcas) ontvangen heeft. Anderen kennen hare stichting toe aan Hera- cles (Hercules), wiens tempel daar ter plaatse nog aanwezig is. In den tijd der Carthagers bedekte Barcelona alleen den heuvel, die zich thans in het midden der stad verheft. Ook in de dagen van Augustus was zij nog klein. Onder Vespasianus werd zij eene Romeinsche volkplanting en droeg den naam van Barcino Faventia of van Colonia Faventia Julia Augusta Pia Barcino. Langzamerhand breidde zij zich uit, en bij het achterwaarts wijken der zee werd zij gedeeltelijk gebouwd op een nieuwen grond. Van verschillende oorlogen heeft zij veel te lijden gehad.
In de 5de eeuw veroverde Athaulf, koning der Gothen, Barcelona; hij werd er gedood en begraven. In den aanvang der 8ste eeuw werd zij ingenomen door de Mooren en in 778 door de Franken, die haar echter wegens de nederlaag bij Roncesvalles spoedig moesten verlaten. In 796 onderwierp zich Gado, de Moorsche stadhouder van Barcelona, aan de Franken, doch toen hij afvallig werd, zond Karel de Groote (801) zijn zoon Lodewijk van Aquitanië derwaarts, die de stad innam na eene belegering van 7 maanden, gedurende welke de helft der inwoners om het leven kwam. Nu werd zij tot hare vereeniging met Aragon (1150) door eigen graven geregeerd. Daarna werd het onder Ferdinand en Isabella (1479), tegelijk met Aragon, zamengesmolten met Castilië. In de tweede helft der 15de eeuw heeft de stad een paar maal pogingen aangewend, om hare zelfstandigheid te verwerven, maar werd telkens na eene schadelijke belegering tot onderwerping gedwongen. In 1640 was zij het brandpunt van den opstand tegen Phlippus IV en onderwierp zich aan Frankrijk, maar zij werd na eene belegering van 15 maanden genoodzaakt om de heerschappij van Spanje te erkennen.
In den oorlog tegen Karel II (1689) bezweek Barcelona eerst in 1697 , nadat de loopgraven reeds 52 dagen waren geopend. De merkwaardigste belegering heeft zij verduurd in den Successie-oorlog. Toen Spanje zelf, Oostenrijk, Engeland enz. de nieuwe dynastie reeds hadden erkend, bood Barcelona uitsluitend met hare burgers nog weêrstand aan de Spaansche en Fransche wapenen. Eindelijk — op den 10den September 1714 — nadat de stad op verschillende plaatsen in brand was geschoten, kon de maarschalk Berwick er binnentrekken.
Toen verloor Barcelona, wegens het bouwen der citadel, een aanmerkelijk gedeelte van haren omvang. Om die reden gaf de markies de las Minas, kapitein-generaal van Catalonië, in 1752 verlof tot het bouwen der voorstad Barceloneta. In 1808 werd de citadel met de stad door de Franschen veroverd, die haar tot 1814 bleven bezetten. In 1821 heeft de gele koorts er groote verwoestingen onder de bevolking aangerigt, en na dien tijd heeft Barcelona ruimschoots haar deel gehad van de ellenden en gruwelen der Spaansche burgeroorlogen.