Barbier (Antoine Alexandre), een beroemd Fransch letterkundige, werd geboren te Coulommiers op den 11den Januarij 1765. Eerst was hij pastoor te Fertè-sous-Jouare, maar in 1793 legde hij die betrekking neder en werd in het jaar daaraanvolgende lid der commissie voor kunsten en wetenschappen en tevens belast met de taak, om de boeken, in de eerste jaren der revolutie bij elkander gebragt, over de verschillende bibliotheken te Parijs te verdeelen. Hij deed dit met groote belangstelling en men heeft hieraan het behoud te danken van de brieven van Huet en van de handschriften van Fénélon.
Hij stichtte eene boekerij voor het Directoire en werd daarvan bibliothecaris. Na den 11den Brumaire werd hem het bestuur toevertrouwd der bibliotheek van den Staatsraad, en in 1807 werd hij benoemd tot de lastige betrekking van bijzonderen bibliothecaris van Napoleon I. Het ontstaan der bibliotheken op de Louvre, te Fontainebleau, te Compiègne en te St. Cloud (thans door het Fransche geschut uit den Mont-Valerien althans gedeeltelijk vernietigd) is men aan hem verschuldigd.
Na de Restauratie was hij bibliothecaris van den Staatsraad en van den Koning, maar in 1822 viel hij in ongenade, zoodat hij zijne betrekkingen verloor. Hij overleed den 6den December 1825 te Parijs. Tot zijne belangrijkste geschriften behooren de “Dictionnaire des ouvrages anonymes et pseudonymes, (Fransch en Latijn, Parijs, 1806—1808, 4 deelen, op nieuw uitgegeven door zijn zoon Louis Nicolas in 1822—1827)” en de „Nouvelle bibliothéque d’un homme de goût (1808—1810, 5 deelen)”. Daarenboven heeft hij gewerkt in de “Revue encyclopédique”, in de “Encyclopédie moderne” enz.