Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Handschriften

betekenis & definitie

Handschriften, of met de hand geschrevene werken uit den ouden tijd, zijn vervaardigd op papier of op pergament. Het papier is gedeeltelijk van Egyptischen oorsprong en van de papyrus-plant bereid, gedeeltelijk gemaakt van katoen of zijde, en men bediende zich daarvan tot aan de helft der 13de eeuw, toen het tegenwoordig gebruikelijke papier meer algemeen werd. Veelal bezigde men voorts zwarten inkt, doch ook wel rooden of blaauwen.

Zelfs vervaardigde men wel eens handschriften met gouden of zilveren letters. Doorgaans echter werden alleen de beginletters zoo prachtig uitgedost.

Men verdeelt de oude handschriften naar hun uitwendig voorkomen in rollen (volumina) en ingenaaide boeken (codices). Deze laatsten zijn van nieuweren oorsprong dan de eersten. De schrijvers der handschriften waren doorgaans vrijgelatenen of slaven (scribae, librarii) en in lateren tijd monniken, vooral Benedictijnen, die volgens de regels hunner orde verpligt waren tot dezen arbeid. In nog lateren tijd werden de handschriften door proeflezers (correctoren) verbeterd en verfraaid.

Van groot belang zijn voor de beoordeeling van een handschrift de letterteekens zelven. In het algemeen zijn die van een Grieksch handschrift losser, naarmate het ouder, — stijver, naarmate het jonger is. Intusschen zal men bezwaarlijk een Grieksch handschrift aantreffen, dat vroeger is geschreven dan in de 5de eeuw onzer jaartelling. De letterteekens der Latijnsche handschriften worden genoemd naar hunne betrekkelijke grootte, en ook wel naar den vorm, dien zij in zekere tijden bij verschillende volken bezaten. Men heeft alzoo scriptura Romana antiqua, Merovingica, Longobardica, Carolingica enz., en bij elke van deze soorten heeft men regels vastgesteld, waarnaar men de oudheid beoordeelen kan. Vóór de 8ste eeuw vindt men in de Latijnsche handschriften zelden leesteekens, en ook na de invoering van deze in de 13de eeuw zijn er geschreven, waarin alle leesteekens ontbreken.

Handschriften, die geene verdeeling in hoofdstukken enz. bezitten, zijn altijd oud. Waar echter de zoogenaamde custos of de herhaling van het laatste woord eener bladzijde aan het hoofd eener volgende wordt opgemerkt, kan men verzekerd zijn, dat zulk een handschrift van geen vroegeren tijd is dan van de 12de eeuw. Hoe minder in aantal en hoe begrijpelijker de verkortingen zijn, des te ouder is het handschrift, waarin zij voorkomen. In de oudste handschriften zijn voorts de woorden zelfs niet door tusschenruimten gescheiden. Ook uit de gedaante der Arabische cijfers, die men niet vroeger vindt dan in de eerste helft der 13de eeuw, kan men over den ouderdom van een handschrift een besluit opmaken. Vele handschriften hebben aan het slot eene aanwijzing, wanneer en door wien zij geschreven zijn, doch men kan daarop niet altijd vertrouwen, daar dikwijls de oorspronkelijke schrijver met een der afschrijvers wordt verward en verwisseld.

Het is moeijelijk te bepalen, welk der bekende handschriften voor het oudste moet worden gehouden. Men mag echter aannemen, dat zelfs het oudste de eerste eeuw onzer jaartelling niet overschrijdt. Eindelijk voegen wij er nog de opmerking bij, dat men in de middeneeuwen de gewoonte had, om het handschrift van oud perkement zooveel mogelijk uit te wisschen, en daarop dan weder andere geschriften te plaatsen. Men geeft aan zulke uitgewischte, afgekrabde perkementen den naam van codices rescripti, rasi of palimpsesten. Die gewoonte heeft echter reeds in de 14de eeuw opgehouden, vermoedelijk omdat alstoen het papier meer en meer in gebruik kwam.

In regten is het handschrift alleen van belang bij de beoordeeling van de bewijskracht van sommige onderhandsche geschriften. Meestal ontleenen de stukken hunne kracht van bewijs uitsluitend aan de handteekening. Het handschrift van iemand is al datgene, wat hij in persoon, eigenhandig, op schrift gesteld heeft. Bij authentieke stukken komt het voor de daarbij betrokken personen, de partijen, op het handschrift niet aan: bij onderhandsche wel. Onderhandsche geschriften leveren over het geheel hetzelfde bewijs op, als authentieke ten aanzien van de onderteekenaren, hunne erfgenamen en regtverkrijgenden, mits ze erkend zijn door degenen, tegen wie men zich daarop beroept, of dat ze op wettige wijze voor erkend kunnen worden gehouden. Hij, tegen wien men zich op een onderhandsch geschrift beroept, is verpligt zijn handschrift of zijne handteekening stellig te ontkennen of te erkennen, doch zijne erfgenamen of regtverkrijgenden kunnen volstaan met te verklaren, dat zij het niet erkennen als het schrift of de handteekening van hem, wiens naam er geschreven staat.

Bij ontkenning of niet erkenning van het handschrift of de handteekening moet de regter een onderzoek naar de echtheid daarvan bevelen. Aan deskundigen wordt dat onderzoek opgedragen. Onderhandsche eenzijdige sehuldverbindtenissen tot voldoening van gereed geld of van eene zaak, welke op eene bepaalde waarde kan worden gesteld, moeten geheel geschreven worden met de hand van dengenen, die ze onderteekend heeft, of ten minste moet daaronder, behalve de handteekening, met de hand des onderteekenaars eene goedkeuring geschreven worden, houdende in voluitgeschreven letters de som of de hoegrootheid of hoeveelheid der verschuldigde zaak. Zijn deze voorschriften niet gevolgd, dan levert het stuk slechts begin van bewijs op. Koopmansboeken en handelspapieren behoeven niet met de hand des koopmans geschreven te worden. Het namaken van een handschrift kan het misdrijf van valschheid opleveren (zie aldaar, benevens onder acte, bewijs, geschrift).