Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fénélon

betekenis & definitie

Fénélon (François de Salignac de Lamothe), een beroemd Fransch schrijver en een der edelste mannen van zijn tijd, werd geboren op het kasteel Fénélon in het tegenwoordige departement Dordogne op den 6den Augustus 1651, en was de telg van een oud en aanzienlijk geslacht. Hij onderscheidde zich reeds vroeg door een zachtmoedigen inborst, groote levendigheid van geest en een teederen ligchaamsbouw. Zijn oom, de markies de Fénélon, deed den jongeling onder zijne leiding te Cahors onderwijzen. Fénélon maakte er snelle vorderingen en kwam vervolgens op het seminarium van St.

Sulpice te Parijs. Op 24-jarigen ouderdom werd hij tot priester gewijd, en 3 jaar later belastte de aartsbisschop van Parijs hem met het toezigt op de R. Katholieken, die te voren tot het kerkgenootschap der Protestanten hadden behoord. In deze betrekking spreidde hij zoo uitstekende gaven ten toon, dat de Koning hem tot bestuurder benoemde eener zending in de provincie Saintonge, om er Hugenoten tot bekeering te brengen. Fénélon weigerde echter dien post te aanvaarden voordat de Koning zijne dragonders teruggeroepen had, en daarna verkreeg hij door zijne eenvoudige welsprekendheid en door zijne zachte zeden den gehoopten invloed. Om hem hiervoor te beloonen en tevens om te doen blijken, dat zijn boek „De l’éducation des filles (1687)” op prijs gesteld werd, belastte Lodewijk XIV, hem in 1689 met de opvoeding zijner kleinzonen, de hertogen van Bourgogne, Berri en Anjou. De bemoeijingen van Fénélon hadden een weldadigen invloed op den geest van eerstgenoemde, — den toekomstigen Koning, die echter weldra door den dood werd weggerukt. In 1693 werd Fénélon lid der Académie, en in 1695 aartsbisschop van Cambray. Zijn godgeleerde strijd over het quietismus met zijn voormaligen leermeester Bossuet had ten gevolge, dat Paus Innocentius XII zijne leerstellingen in de „Explication des maximes des Saints (1697)” veroordeelde en Lodewijk XIV hem naar zijn bisdom verwees.

Het was in dien tijd, dat hij aan genoemden Vorst onverbloemd de waarheid verkondigde in een brief, die eerst in 1825 in druk verschenen is. Inmiddels zorgde hij als een waardig bisschop voor zijne onderhoorigen, hield zich ijverig bezig met de studie der wijsbegeerte, en overleed den 7den Januarij 1715. Het Fransche volk heeft in 1819 gelden bijeengebragt, om hem in 1826 te Cambray een gedenkteeken te stichten. Het blijkt in zijne geschriften, dat Fénélon diep was doorgedrongen in den geest der beste schrijvers van vroegeren en lateren tijd. Aan eene levendige voorstelling paart hij een edelen, vloeijenden stijl.

Van zijn voortreffelijkst werk „Les aventures de Télémaque", waarin hij de beelden schetst van een wijzen opvoeder en een volgzamen kweekeling, werd de uitgave verboden nog vóór het afgedrukt was, omdat de Koning het als eene satyre beschouwde op zijne regéring. Kwaadwilligen zagen in Calypso de markiezin de Montespan, in Eucharis de hertogin de Fontanges, in Antiope de hertogin de Bourgogne, in Protesilaus meenden zij Louvois te herkennen, en in Sésostris zelfs Lodewijk XIV. De schrijver was ver van zulk eene bedoeling verwijderd, en lieden van kennis en smaak bewonderden het werk als een meesterstuk, waarin aan Vorsten op eene aangename wijze belangrijke lessen werden gegeven. Eerst na den dood van Fénélon verscheen „Télémaque” in het licht, en dit boek is na dien tijd ontelbare malen herdrukt en in alle beschaafde talen overgezet. De „Oeuvres de Fénélon (1821—1824, 22 dln)” zijn bezorgd door Bausset, en zijne „Correspondance” werd in 11 dln in het licht gezonden door Caron (1827—1829).

< >