Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Barbeel

betekenis & definitie

Barbeel (Barbus Cuv.) is de naam van een visschengeslacht uit de orde der buikvinnigen en uit de familie der karperachtigen. Het onderscheidt zich door een langwerpig, eenigzins spilvormig ligchaam, door eene korte rugvin, met 3 kleine stekel-stralen en met een sterken, bruinachtigen straal, door een langen snuit, voorzien van 4 baarddraden en door een gaffelvormigen staart. De gewone barbeel (Cyprinus Barbus L., B. fluviatilis Cuv.) is langer en dunner dan de karper, op den rug groen, aan de zijden blaauwachtig en op den buik wit.

Deze visch heeft langs de zijden eene zwart gestippelde lijn, eene grijze rugvin, eene staartvin, die rood is aan de basis, en oranje-gele buik- en borstvinnen. Hij wordt gewoonlijk 6 Ned. palm lang en 2 Ned. pond zwaar, — zelden 1 Ned. el lang en 9 Ned. pond zwaar. Men vindt hem in de meeste rivieren van Middel-Europa, vooral in zoodanige, die eene steenachtige bedding en helder water bezitten. In het derde jaar schiet hij kuit op de steenen en zwemt dan tegen den stroom op. Vooral in de Rijn bij Laufenburg en aan den mond der Main, en bij ons in de Lek en IJssel wordt hij in me­nigte gevangen. Men meent, dat hij bij voor­keur op lijken aast.