Ballade is een woord, afkomstig van het Italiaansche ballare (dansen) en beteekent
een gedicht of lied, dat aanvankelijk welligt dansende of althans met gebarenspel werd voorgedragen. Sedert de 12de eeuw is eene ballade in Italië een lyrisch gedicht van geringen omvang, hetwelk eenige overeenkomst heeft met de sonnet en madrigal en gewoonlijk eene minneklagt bevat. Men vindt er reeds bij Dante. Ook bij de Franschen worden tot aan den tijd van Molière “ballades” van dergelijken aard aangetroffen. Van hier kwam de naam in Engeland en Schotlanden veranderde er van beteekenis, want de ballade begon hier hare stof te putten uit de volksoverleveringen.
Doorgaans bestond zij er uit een drietal coupletten met een gelijk refrein. Hieruit heeft zich de Duitsche en de Nederlandsche ballade der 18de en 19de eeuw ontwikkeld. Bürger is de schepper der moderne ballade, die in zijne “Lenore” een veel grooteren omvang en eene geheel andere gedaante heeft verkregen. Ook Schiller, Göthe en Uhland hebben dezen dichtvorm niet versmaad, welke door Tieck, Lenau, Heine, Vogl en vele anderen desgelijks is gehuldigd. In ons Vaderland hebben vooral Tollens en Bilderdijk ons de ballade doen kennen. De ballade bevat doorgaans in beknopten en zeer aanschouwelijken vorm de voorstelling van de werking van bovennatuurlijke krachten of van hevige hartstogten op den mensch, en is daarbij gewoonlijk met een waas van geheimzinnigheid overdekt.