Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bahama-eilanden

betekenis & definitie

Bahama-eilanden, ook Lucayische-eilanden genaamd. Deze Britsch-West-Indische groep, die zich van het schiereiland Florida tot aan Haïti zuidoostwaarts over een af­stand van 150 geogr. mijlen uitstrekt, ligt tusschen 21° 23' en 27° 31' N. B.

Ten westen is zij door de straat van Florida van het evenzoo genoemde gewest en ten zuiden door het oude Bahama-Kanaal van Cuba geschei­den; zij bevat 20 groote en 630 kleine eilan­den, klippen en riffen met. eene gezamenlijke oppervlakte van 166 □ geogr. mijlen.

Deze rusten op eene ontzettend groote opstapeling van koraalgewrochten, die door lengte van tijd in vast gesteente herschapen zijn, waarna zij door de werking der onderaardsche krach­ten boven den waterspiegel zijn opgestuwd.

Eene aanzienlijke uitgestrektheid — de Bahama-banken — ligt nog 5 tot 7 Ned. el beneden de oppervlakte der zee. Tot de voornaamste van deze behooren de Kleine Bank, waarop zich de eilanden Bahama en Abaco verheffen, en ten zuiden van deze, door het Providence-Kanaal er van geschei­den, de Groote Bahama-bank, die zich naar den noordkant van Cuba uitstrekt en hiervan gescheiden is door het oude Bahama-Kanaal.

Deze banken, benevens de riffen en stroomen, maken er de scheepvaart zeer gevaarlijk.

De oppervlakte der eilanden, welke in het alge­meen laag zijn, is gedeeltelijk rotsachtig, gedeeltelijk zandig en met witten mergel bedekt, zoodat sommige gewassen er een weligen bodem vinden. Er zijn vele zoute meren, wier wateren met de eb en vloed dalen en rijzen.

Het klimaat is er aangenaam en gezond en er bestaat een bepaald verschil van twee jaargetijden. De winter duurt er van November tot Maart en de thermometer wijst er dan 19° tot 26° C., terwijl hij in den zomer tot 30° en zelfs tot 37° C. rijst.

De voorjaarsregentijd valt er zamen met de maand Mei en de najaarsregentijd duurt er van September tot het laatst van November.

Orkanen heeft men alleen opgemerkt op de zuidelijkst gelegen eilanden, en de aard­bevingen zijn er op verre na niet zoo vreeselijk als op de oostelijke West-Indische eilan­den.

Overal verheffen zich bosschen, die uit­muntende houtsoorten leveren, en de mahonie-boom prijkt er met ongemeene pracht. De boomen behouden er hun loof en bloeijen tweemaal, maar de vruchten van den tweeden bloeitijd worden eerst in het voorjaar rijp.

Men verbouwt er katoen, maïs, bataten, maniok, meloenen, ananassen en arrowroot.

De veeteelt is er gering, maar de visscherij van te grooter belang.

Behalve wilde zwijnen vond men er weleer geene zoogdieren, maar fraaije vogels zijn er in menigte. Het rijk der delfstoffen levert er voor den mensch alleen zout. Reeds gemelde voortbrengselen vormen er de uitvoer-artikelen, terwijl er levensmiddelen, manufacturen en andere fabriekwaren worden ingevoerd.

De gezamen­lijke eilanden tellen 28000 inwoners en vor­men een Britsch gouvernement met eene op Engelsche leest geschoeide vertegenwoordi­ging. De gouverneur en een wetgevende raad van 12 leden vormen het Hooger-huis en daarnaast vindt men het Lager-huis, dat 28 leden telt.

De voornaamste groepen en eilanden zijn: de Turks-eilanden ten noorden van Haïti,— ten westen van deze Groot- en Klein-Inagua, de Providenciales en de Caïcos-eilanden, — verder noordwestwaarts Mariguana met de Planas-eilanden, voorts Acklin,Crooked-islands en Samana, — nog verder Long-island met 2 zoute meren, en ten noorden van dit laatste Key en Wattling, ten zuidwesten de Mucaras, en ten noordwesten de Exuma-eilanden, — ten noorden van deze Salvador (Guanahani), waar Columbus den 12den October 1492 het eerst den grond der Nieuwe wereld betrad, voorts Eleuthera en ten westen van dit laat­ste New-Providence (8 □ geogr. mijlen groot) met de vesting Nassau, de woonplaats van den gouverneur, — verder westwaarts, aan den oostelijken zoom der groote Bahama-bank, het eiland Andros en de meer noordelijk gelegen Berry- en Bemeni-eilanden , — ein­delijk ver in het noordwesten, op de Kleine Bahama-bank, Abaco en Groot-Bahama (10 ½ □ geogr. mijl), beide onbewoond.

Nadat Columbus op Guanahani geland was, en aan dit eiland den naam van San Salva­dor gegeven had, zeilde hij naar Long-island, naar de Mucaras en naar Cuba. De Span­jaarden namen toen de geheele groep in be­zit en noemden haar Los Cayos (de klippen).

Wegens veel belangrijker ontdekkingen lie­ten zij echter het bezit van deze eilanden varen. Sedert 1632 behooren zij aan de Brit­ten, die de gunstige ligging dier groep aan de groote waterwegen van Europa naar Amerika zeer goed hadden opgemerkt.

De eerste volkplantingen hadden er echter met groote moeijelijkheden te worstelen;

zij wierden vooral door zeeroovers verontrust. Ge­durende den onafhankelijkheids-oorlog wer­den de Bahama-eilanden een korten tijd door de Amerikanen bezet; ze zijn in 1781 door de Spanjaarden van Cuba veroverd, maar bij den vrede van Versailles teruggegeven.

< >