Florida, de zuidelijkste der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bestaat oostwaarts uit een evenzoo genoemd schiereiland, dat bij eene breedte van 20 tot 30 eene lengte van 90 geogr. mijl bezit, zich tot aan de Straat van Florida uitstrekt, en tusschen den Atlantischen Oceaan en de Golf van Mexico gelegen is. Voorts grenst Florida ten noorden aan Georgia en Alabama en ten westen aan Alabama, en heeft eene oppervlakte van 2979 □ geogr. mijl, terwijl zijn effen bodem zich nergens hooger verheft dan tot 100 Ned. el boven den spiegel der zee. Langs beide kusten vindt men strandmeren. Aan de oostkust zijn de havens meestal uitsluitend voor kleine schepen toegankelijk, doch aan de westkust dringen onderscheidene baaijen diep in het land, zooals de Gullivan-, Charlotte-, Tampa- en Wakasasse-baai, alsmede aan de noordkust van de Mexicaansche Golf de Appalacheebaai.
De rivieren zijn aanzienlijker, dan men in die lage landstreek zou verwachten; sommige verdwijnen plotselijk in den bodem, — andere komen als breede stroomen daaruit op eens te voorschijn. De voornaamste rivieren zijn de St. Mary-rivier aan de grenzen van Georgia en de St. John, die van het zuiden naar het noorden stroomt, het St. Georgemeer vormt en zich uitstort in den Atlantischen Oceaan. Aan de westkust vormen de Carlos, de Tampa, de Suwanee, de Appalachee, de Appalachicola, de St.
Joseph, de St. Andrews, de Choctawhatchee, de Pensacola en de Perdido goede havens. Laatstgenoemde stroomt aan de grenzen van Alabama, en de Appalachicola verdeelt den staat in Oost- en West-Florida. Van de zuidoost-punt van het Schiereiland (Kaap Florida) strekt zich door de Straat van Florida ter lengte van 44 geogr. mijl de reeks der Florida-klippen (Keys) uit, die den handelsweg van Florida naar de Bahama-eilanden en Cuba zeer gevaarlijk maken, vooral omdat er dikwijls hevige stormen woeden en men er tevens met sterke stroomen, door den Golfstroom veroorzaakt, te worstelen heeft. Het belangrijkste van deze eilanden is Key-West met eene evenzoo genoemde hoofdstad, welke 3000 inwoners telt, en met eene uitmuntende haven, waar zich steeds ervaren loodsen bevinden.
De gronden van Florida worden in vier klassen verdeeld: in High-Hammocks, die met eiken-, magnolia- en laurierboomen, begroeid en uitmuntend voor kolonisatie geschikt zijn, terwijl de Low-Hammocks veel van overstroomingen te lijden hebben, maar daarna een besten grond voor den verbouw van suikerriet opleveren, — in Savannen of groengronden langs de oevers der rivieren, welke uitstekend bouwland verschaffen, — in de uitgestrekte Pine-barrens of dennenwouden, waar de ontginning veel moeite kost, — en in de Swamps of moerassen, die zich vooral in het zuidelijk gedeelte van den Staat bevinden. Hier heeft men de uitgestrekke waterwoestenij der Everglades (300 □ geogr. mijl) met duizende lage eilanden, die grootendeels van water overdolven, maar ook maanden lang droog zijn en zonder veel moeite in bouw- en weiland herschapen kunnen worden. Het klimaat heeft er een tropisch karakter. Men heeft er prachtige wouden met eiken- en sparreboomen, en katoen, suiker, rijst, maïs, cacao, ananassen, bananen, dadels, enz. behooren er tot de voortbrengselen des lands, dat zich overal door eene rijke flora onderscheidt. In het dierenrijk behooren er de beer en de jaguar tot de gevaarlijkste roofdieren, terwijl alligators er alle rivieren bewonen.
Deze Staat, door de natuur ongemeen begunstigd, bevindt zich betrekkelijk nog op een lagen trap van ontwikkeling. Intusschen was het aantal inwoners, dat in 1830 nog geen 35000 beliep, in 1870 tot 188000 geklommen. Daaronder bevinden zich Spanjaarden, Anglo-Americanen, Ieren, Duitschers, enz. Voor het onderwijs is er nog weinig geschied; er zijn echter eenige belangrijke spoorwegen aangelegd, en er bestaat een gegrond vooruitzigt, dat tegelijk met het handelsverkeer ook kennis en beschaving aanmerkelijk zullen toenemen.
Florida is ontdekt door Ponce de Leon, een medgezel van Columbus, in 1512 op Palmzondag (Pasqua Florida, vandaar de naam). Het werd voorts in 1539 door Hernandez de Solo veroverd, en zijne eerste kolonisten waren Spanjaarden, die er in 1465 St. Augustine en in 1696 Pensacola deden verrijzen. De pogingen der Franschen uit Louisiana, om er volkplantingen te stichten, leden schipbreuk. Bij den Vrede van Fontainebleau stond Spanje Florida tot aan de Mississippi aan Engeland af, hetwelk het gedeelte ten westen der Appalachicola met den naam van West-Florida bestempelde, doch kreeg in 1783 bij den Vrede van Versailles de beide Florida’s terug. Toen Napoleon Louisiana, dat in 1801 aan Frankrijk was afgestaan, in 1803 aan de Vereenigde Staten verkocht had, begon weldra de twist over de grensscheiding.
President Madison gaf en 1810 last, om West-Florida tot aan de Perdido in bezit te nemen. Den 22sten Februari) verkocht Ferdinand Vil de beide Florida’s voor 5 millioen dollars aan de Unie, welke het land in 1821 bezette, waarna het in 1845 als een zelfstandige Staat erkend werd. Zijne grondwet is van 1839. De gouverneur wordt voor 4, elk der 19 senatoren voor 2 en elk der 40 volksvertegenwoordigers voor één jaar benoemd. Florida zendt slechts één vertegenwoordiger en 2 senatoren naar het Congrès te Washington. In 1861 sloot Florida zich aan bij de Zuidelijke Staten, doch had geen belangrijken invloed op den loop der gebeurtenissen, en keerde in 1865 tot de Unie terug.
De hoofdstad Tallahassee, op de noordkust der Appalachee-baai gelegen en door een spoorweg met de haven Port-Leon verbonden, telt tusschen de 2- en 3000 inwoners. Ook de steden Appalachicola met eene belangrijke katoenmarkt, Pensacola, de gewigtigste oorlogshaven der Unie aan de Golf van Mexico, St. Augustine, aan de oostkust gelegen en wegens haar gunstig klimaat het Noord-Amerikaansche Nizza genaamd, en Jacksonville, aan de St. John met een uitgebreiden houthandel, hebben eene dergelijke bevolking Florida-Bianca (Don Josefo Monino, graaf van), eerste minister van koning Karel III van Spanje, een man van groote talenten, werd geboren te Murcia in 1728, studeerde te Salamanca en onderscheidde zich weldra zoozeer, dat hij als gezant naar Rome bij Clemens XIV afgevaardigd werd, waar hij bij moeijelijke aangelegenheden, vooral bij de opheffing van de orde der Jezuïeten en bij de verkiezing van Pius VI veel bekwaamheid aan den dag legde. Toen in Spanje Grimaldi aftrad als minister van Buitenlandsche Zaken, werd op zijne eigene aanbeveling Monino zijn opvolger en tevens graaf van Florida-Bianca. Deze werd daarenboven belast met de portefeuille van Justitie en met het oppertoezigt op de posterijen, groote wegen en magazijnen. Hij zorgde voor goede wegen, bevorderde de postwagendiensten, verbeterde de policie en toonde zich een voorstander van kunst en wetenschap.
Voorts bevestigde hij in 1785 de goede verstandhouding tusschen Spanje en Portugal door een dubbel huwelijk, lntusschen hadden de oorlogsondernemingen, waartoe hij zijn vorst aanspoorde, zooals de aanval op Algiers (1777) en de belegering van Gibraltar, een ongunstigen afloop. Kort vóór den dood van Karel III, in October 1788, deed hij aan dezen rekenschap van zijn bestuur en verlangde zijn ontslag. De Koning keurde het eerste goed, doch weigerde het laatste. Eerst onder Karel IV slaagden de vijanden van Florida-Bianca er in, om hem ten val te brengen (1792). Men bragt hem naar de citadel van Pampelona, maar hij werd weldra in vrijheid gesteld en naar zijne goederen verbannen. Later werd hij lid van de Cortes en overleed den 20sten November 1808.