Astor (Johann Jakob), een der ondernemendste kooplieden en een der rijkste mannen onzer eeuw, werd den 17den Julij 1763 te Waldorf bij Heidelberg geboren.
Reeds op jeugdigen leeftijd begaf hij zich naar Londen, waar hij zich nog bevond, toen de Amerikaansche vrijheidsoorlog ten einde spoedde. Hij wenschte zich bij een ouderen broeder te voegen, die zich sedert eenige jaren in de Vereenigde-Staten bevond. Daarom kocht hij voor zijn klein kapitaal een aantal koopwaren, die hij voor zijn oogmerk geschikt achtte, ging in November 1783 aan boord en stapte in Januarij 1784 te Hampton Roads aan land. Later ging hij met een landgenoot, een pelshandelaar, naar New-York, en voor het geld, dat zijne waren hem opgebragt hadden, kocht hij pelterijen, die hij in Londen op eene voordeelige wijze van de hand deed. Hierdoor aangemoedigd, keerde hij terug naar New-York en wijdde zich geheel en al aan den handel in pelterijen. Hij begon zijne zaken op zeer kleine schaal, maar hij wist het door ongemeene bedrijvigheid, gepaste spaarzaamheid, smettelooze regtschapenheid, een schranderen geest en een onwrikbaar vertrouwen op de toekomst ver te brengen.
Hij deed reizen door het noorden der Vereenigde-Staten, en daar de regéring des lands gaarne eene mededinging zag naast den handel der Engelsche compagnieschappen, verkreeg hij van den Staat New-York het privilégie, om eene Amerikaansche pelshandelcompagnie te vormen met het kapitaal van één millioen dollars — welk bedrag des vereischt verdubbeld mogt worden. Die compagnie bestond slechts in naam, want Astor was schrander genoeg, om de geheele zaak voor zijne rekening te nemen. Weldra kocht hij de actiën van andere compagnieën en dreef de zaken in ’t groot. Zijne schepen bevoeren de groote rivieren van Amerika, of bragten zijne waren naar China en Europa. Zelfs had hij het grootsche voornemen opgevat, om eene geregelde scheepvaart tot stand te brengen om Kaap Hoorn heen, maar dit ontwerp mislukte wegens den oorlog, die in 1812 tusschen Groot-Brittanje en Amerika was uitgebarsten.
Astor, te New-York gevestigd, was gehuwd met eene Amerikaansche vrouw en zelf had hij zoo sterk de zeden en gewoonten des lands aangenomen, dat het hem moeijelijk viel, zijne moedertaal te spreken en te schrijven. Intusschen bleef hij eene warme toegenegenheid koesteren voor zijn vaderland. Hiervan getuigt het Astorfonds, dat hij stichtte, om de Duitsche landverhuizers tegen Amerikaansche zwendelarij te beveiligen en in de Nieuwe Wereld onder dak te brengen. In de jaren 1833 en 1834 toefde hij met een gedeelte van zijn talrijk gezin te Parijs, waar hij zich aan eene pijnlijke fisteloperatie onderwierp, welke door Dupuytren werd volbragt.
Astor overleed te New-York op den 29sten Maart 1848. Zijne nalatenschap, op 30 millioen dollars geschat, verhuisde gedeeltelijk naar Europa. Hij had 350.000 dollars vermaakt aan de stad New-York om er eene openbare boekerij te stichten, die den naam draagt van “Astor-Library.” In zijne geboorteplaats deed hij een gesticht verrijzen tot opvoeding van behoeftige kinderen en tot verpleging van oude, hulpbehoevende personen.