Heidelberg, eene académie- en arrondissementshoofdstad in het groothertogdom Baden, was tot in 1720 de residentie der Keurvorsten en Pfalzgraven bij de Rijn en ligt in een der bevalligste oorden van Duitschland, aan het einde der Bergstraat en op den linker oever van de Neckar, over welke rivier eene steenen brug is gebouwd, versierd met het standbeeld van Karl Theodor, keurvorst van de Pfalz.
De stad ligt tusschen de Neckar en het gebergte, en bestaat uit de eigenlijke stad, de voorstad en de bergstad. Ten zuiden van deze verheft zich de Koningstoel. Het Keurvorstelijke kasteel, op den Jettenbühet, een gedeelte van den Geisberg, gelegen, heeft door de vernielzucht der Franschen in 1689 veel geleden en werd in 1764 door het inslaan van den bliksem geheel en al onbewoonbaar. Het overgeblevene is echter nog altijd grootsch en indrukwekkend en voor de geschiedenis der bouwkunst van de 14de tot de 17de eeuw zeer merkwaardig. In den kelder van het kasteel bevindt zich het vermaarde Heidelberger vat, waaruit men, zoo het gevuld ware, 283000 flesschen zou kunnen voltappen. Iets hooger verhief zich weleer een nog ouder kasteel, en ongeveer in het midden der helling van den Geisberg de vesting Trutzkaiser, door Frederik I, keurvorst van de Pfalz in 1641 gebouwd, toen hij door den Paus in den ban gedaan en door keizer Frederik lIl vogelvrij verklaard was. Keurvorst Karel Lodewijk deed deze sterkte verbeteren en schonk haar den naam van Sternschanze.
Meer noordwaarts, op den regter oever van de Neckar, ligt de Heiligenberg met het voormalige klooster Neuburg. Van de 5 kerken van Heidelberg zijn de Heiligengeest-kerk en de St. Pieters-kerk de merkwaardigste. Behalve de universiteit vindt men er een lyceum voor R. Katholieken en Protestanten, eene hoogere burgerschool en eene nijverheidsschool, alsmede eene winter-school voor landbouwers. Er is een muséum met een leeskabinet in een groot gebouw, en onder de wetenschappelijke vereenigingen onderscheidt zich vooral dat voor natuur- en geneeskunde. — Het aantal inwoners bedraagt er ongeveer 20000.
Zij houden zich bezig met verschillende takken van fabrieknijverheid, en de omtrek levert veel wijn en tabak. De handel wordt er ongemeen bevorderd door de Neckar, die van Heilbronn af met stoombooten bevaren wordt, alsmede door onderscheiden spoorwegen, die zich te Heidelberg vereenigen. Ook is in de laatste jaren veel gedaan, om den omtrek der stad te verfraaijen en het verblijf aldaar voor vreemdelingen aangenaam te maken. Tot de meestbezochte punten behooren de Philosophenweg bij den Heiligenberg, het Melkhuis, de Koningstoel, de Kansel,het Rondeel en de Wolfsbron. Het arrondissement Heidelberg telt op ruim 17½ □ geogr. mijl ongeveer 132000 inwoners.
Heidelberg was oorspronkelijk een leen der bisschoppen van Worms. Pfalzgraaf Koenraad (1155—1195), een broeder van keizer Frederik I, vestigde reeds zijn zetel op het oude slot, en na dien tijd bleef de stad bijna 6 eeuwen — met slechts kleine tusschentijden — de residentie der Pfalzgraven bij de Rijn. Nadat er in 1546 de Hervorming was ingevoerd, bleef zij door den naar haar genoemden Catechismus (1562) merkwaardig als het middelpunt der Calvinistische leer. Gedurende den Dertigjarigen Oorlog werd zp door Tïlly ingenomen en geplunderd, viel in 1633 in de magt der Zweden, werd na den slag bij Nordlingen door Beijersche troepen belegerd, en in 1635 door Gallas bezet. Naauwelijks echter was zij tot verademing gekomen, toen zij op nieuw door de ellende des oorlogs geteisterd werd. In 1688 werd zij door de Franschen veroverd en in 1693 bijna geheel verwoest.
De universiteit te Heidelberg, in Duitschland na die van Praag en Weenen de oudste, is in 1386 door keurvorst Ruprecht I gesticht naar het model van die te Parijs. Haar eerste rector was Marsilius von Inghen. Haar bloeitijd valt in het laatst der 16de en in het begin der 17de eeuw; zij was toen de zetel van het Calvinismus, doch de Dertigjarige Oorlog maakte een einde aan haren voorspoed. Na den Munsterschen Vrede werd zij door Karel Lodewijk hersteld, en Spanheim, Freinsheim, Pufendorf, Coccejus, Beger enz. ontstaken er het licht der kennis. Toen echter de R. Katholieke lijn Pfalz-Neuburg er aan het bewind kwam, begon haar vernieuwde bloei onder den invloed van de orde der Jezuïeten meer en meer te kwijnen, zoodat zij tegen het einde der 18de eeuw weinig meer beteekende.
De Vrede van Luneville beroofde haar van hare bezittingen, weshalve zij ongetwijfeld ware opgeheven, indien Karel Frederik, keurvorst van Baden, zich in 1803 niet over haar ontfermd had, waarna zij dankbaar haren alouden naam Ruperta met dien van Ruperta-Carolina verwisselde. Thans zijn er hoogleeraren, die een Européschen roem bezitten, en het aantal studenten bedraagt ruim 800. Twee derden van deze zijn vreemdelingen. De bibliotheek der universiteit is van ouds vermaard en heeft velerlei lotsverwisseling verduurd. Zij werd in 1622, na de verovering der stad, door hertog Maximiliaan van Beijeren als oorlogsbuit beschouwd en aan paus Gregorius XV ten geschenke gegeven. Zij bevatte toen 3522 handschriften, doch het aantal gedrukte boeken was betrekkelijk gering. In 1623 werd zij onder de leiding van Leo Alatius overgebragt naar Rome, alwaar zij onder den naam van Bibliotheca Palatina eene afdeeling vormde der Vaticaansche boekerij.
Bij den Vrede van Parijs van 1815 moest echter de Paus de oude Duitsche handschriften aan Heidelberg teruggeven. Thans bevat er de bibliotheek 175000 boekdeelen en 2000 handschriften, sedert 1828 geplaatst in een doelmatig ingerigt gebouw. Ook de natuur- en geneeskundige verzamelingen werden in de laatste jaren aanmerkelijk uitgebreid, en in 1850 is zij in het bezit gekomen van de merkwaardige mineralogische voorwerpen van den bergraad Schüler. Voorts heeft men er een botanischen tuin, een hospitaal enz. Het universiteits-gebouw is in 1712 in oud-Italiaanschen stijl opgetrokken. Eindelijk heeft men te Heidelberg een theologisch en een physiologisch seminarium.