Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Londen

betekenis & definitie

Londen, de hoofdstad van Groot-Brittanje, op beide oevers van de Theems en ruim 10 geogr. mijl van haren mond gelegen, is de aanzienlijkste stad van den geheelen aardbodem en het hart van het handelsverkeer der volkeren.

Zij ontleent haar grondgebied aan 4 graafschappen van Engeland (Middlesex, Essex, Kent en Surrey) en vormt bovendien met hare City een zelfstandig graafschap. Oorspronkelijk bestond zij alleen uit dit laatste, hetwelk zich over een afstand van naauwelijks ⅓de geogr. mijl langs den noordelijken oever der Theems uitstrekt. Door de inwendige kracht van deze kern en vooral door hare gunstige ligging voor den handel breidde Londen in den tijd van 10 eeuwen zich meer en meer uit en neemt nog altijd toe met verbazende snelheid. De stad heeft reeds meer dan 100 omliggende steden en dorpen in zich opgenomen. Niettemin behielden deze laatsten eene zekere soort van gemeentelijke zelfstandigheid, zoodat Londen omstreeks 150 afzonderlijke gemeenten bevat. Daarenboven bleven zij in het bezit van hunne aloude namen, met bijvoeging van den algemeenen naam „Londen”.

De City is derhalve de kern der stad en onderscheidt zich door vele oude regten, privilegiën en zonderlinge bepalingen uit zeer verschillende tijden. Zij wordt door een gemeenteraad geregeerd en bestuurd; deze bestaat uit een jaarlijks gekozen lord-mayor, 2 sheriffs, 26 aldermen en 268 common councilmen, terwijl ook nog 91 gilden en dergelijke ligchamen er hunne vertegenwoordigers hebben. De lord-mayor is het hoofd van deze magtige vergadering en bezit op zijn gebied eene schier koninklijke magt. Zelfs mag de Koning of Koningin zonder vooraf berigt te geven de City niet binnentrekken met koninklijke praal. Dit privilegie is ook van toepassing op de troepen, maar strekt zich niet uit tot de officieuse bezoeken, welke het opperhoofd van den Staat er gaat afleggen.

In de City staan de huizen zeer digt bij elkaar en vindt men eene zeer opééngedrongene bevolking. Toch is zij eene der gezondste gedeelten van Londen, gelijk geheel Londen de gezondste is van alle groote steden der aarde. De City is de zetel van den wereldhandel en van den geldomzet. Alle groote kooplieden van Brittanje hebben er hunne kantoren of agenten, maar geen enkel groot koopman bezit er een woonhuis. Tusschen 9 en 11 uur des voormiddags brengen omnibussen, stoombooten, spoorwegen of rijtuigen hen van hunne villa’s derwaarts, om hen des namiddags tusschen 4 en 6 uur weder terug te voeren. In de laatste 50 jaren is tot verfraaijing der City veel gedaan, en vooral sedert 1852 heeft de gemeenteraad er vele naauwe straten breeder gemaakt.

De tweede hoofdwijk van Londen is Westmimter, ten westen van Temple Bar gelegen, de zetel van voorname ambtenaren en aanzienlijke geslachten en tevens het hoofdkwartier van kunst en wetenschap. De straten zijn hier meerendeels breed en regt, en de gebouwen groot maar niet schoon, daar de bouworde er veel te wenschen overlaat. Als gemeente heeft ook Westminster veel eigenaardigs, namelijk plaatselijke wetten en eene afzonderlijke regtsbedeeling, maar niet zooveel vrijheden als de City. — Eene derde voorname wijk, uit verschillende dorpen ontstaan, is Southwark. Zij is aan 3 zijden door de Theems omgeven en vormt eene lage, steeds in den rook en damp der fabrieken gehulde vlakte, waar vele werklieden wonen en eigenaardige gelegenheden voor volksvermaak gevonden worden. Zij is met de stadswijken der overzijde verbonden door 7 bruggen, en de hiermede vereenigde straten loopen alle uit op één punt (de Obelisk), om zich vanhier in verschillende rigtingen te verspreiden, naar prachtige groepen van villa’s en buitenverblijven loopende, bijv. zuidwaarts naar het grootsche Sydenhampark, waar het kristallen paleis zich verheft.

Het westelijk gedeelte van Southwark draagt den naam van Lambeth. — Op Southwark volgen Newington, Bermondsey, Kennington, Walworth, Deptford, Greenwich, Wandsworth, Clapham, Brixton enz., en aan de andere zijde der Theems vindt men naast de City en Westminster een groot aantal andere wijken, zooals Pimlico, Brompton, Chelsea en Kensington, — voorts aan den anderen kant van Hydepark Bayswater, Paddington, Portland-Town, Kilburn en Hampstead, en ten zuiden van Regentspark Marylebone. Van hier heeft men noord- en oostwaarts Highgate en Holloway, Kentish-Town, Camden-Town, Pancras, Somers-Town, Pentonville en Lower-Holloway, — Islington, Hoxton, Haggerstone, Dalston en Shacklewell, — voorts Whitechapel, Limehouse,Poplar, Blackwall, Bethnal-Green, Stepney, Globe-Town, Bow, Stafford, Bromley,West-Ham, Hackney, Homerton en Clapton.

Daar Londen geene bepaalde grenzen heeft, maar zich gestadig verder uitbreidt, kan zijne oppervlakte niet met naauwkeurigheid worden vermeld. Men meent ze te moeten schatten op 5,72 geogr. mijl, terwijl het aantal inwoners thans weinig minder dan 4 millioen bedraagt. In het algemeen hebben er de huizen, van gebakken steen opgetrokken, een smakeloos uiterlijk. Alleen in de nieuwere wijken ontwaart men eene meer bevallige bouworde, ramen met spiegelruiten enz. De openbare gebouwen zijn er meerendeels merkwaardiger om de daaraan verbondene geschiedkundige herinneringen, dan om den stijl.

Daartoe belmoren: het Buckingham-paleis tusschen het Green- en St. Jamespark, een paleis van koningin Victoria, waar zij echter zelden woont, — het St. James-paleis ten noorden van het St. Jamespark, met zeer vele vertrekken en te voren de residentie der Koningen, — Whitehall, desgelijks ten noorden van het St. Jamespark, een verbazend groot langwerpig vierkant, tot aan Karel I, die vóór dit gebouw onthoofd werd, en ook nog later de verblijfplaats der Koningen, — het kwartier van den opperbevelhebber der horse-guards (lijfwacht te paard), aan het zuidelijk uiteinde van dat park, met de bureaux van het ministérie en ten westen daarvan het in 1866 voltooide gebouw voor het ministérie van Buitenlandsche Zaken, — het Kensingtonpaleis, te voren het verblijf van den hertog en de hertogin van Kent, de ouders van koningin Victoria, — Marlborough-House, thans de woning van den prins van Vallis, te voren die van den vermaarden veldheer Marlborough en daarna een muséum van schilderijen en zeldzaamheden en de zetel eener Koninklijke teekenschool, — de abdij van Westminster met de praalgraven der merkwaardigste mannen van Engeland, — het nieuwe parlementsgebouw, in 1840—1852 door Barry gesticht, — de Koninklijke opera, — het nationaal muséum, en het gebouw der schatkist (Treasury).

In de City heeft men de Koninklijke Bank, — de Beurs met het Lloyds-koffijhuis, — Mansion-house, de residentie van den lord-mayor, — Guildhall of het raadhuis der City met eene verbazend groote zaal, geschikt voor feestbanketten, — de munt, — het groote postkantoor, — het gebouw der belastingen (Customhouse) aan de Theems, — het nieuwe gebouw op de plaats van het voormalig East-India-House met vele merkwaardigheden, — en de Temple, weleer het eigendom der Tempelridders. Aan het oostelijk uiteinde der City verheft zich de Tower. Voorts heeft men er het groote Somerset-House, den zetel van het bestuur der indirecte belastingen, en het paleis van den aartsbisschop van Canterbury, Lambeth-House genaamd.

Men heeft te Londen een uitmuntend stelsel van riolen, welke zich uitstrekken over eene oppervlakte van 5 geogr. mijl. Dat stelsel heeft er zeer gunstig gewerkt op den gezondheidstoestand, zoodat de sterfte, die 10 jaar geleden jaarlijks nog bijna 26½ van de 1000 bedroeg, thans tot 20 is verminderd. Tot de verbeteringen van den jongsten tijd behoort vooral het Thames-embankment, hetwelk in 1870 op den noordelijken oever der rivier voltooid is, namelijk eene prachtige kade van Schotsch graniet tusschen de Westminster- en Blackfriarsbruggen, met 6 aanlegplaatsen voor stoombooten, een rijweg ter breedte van 30 Ned. el en eene sierlijke wandelplaats, alles verkregen door aanplemping. Onder deze kade heeft men een groot riool en een tak van den onderaardschen spoorweg. Aan het einde van den rijweg, bij Blackfriarsbrug, is door het drukste gedeelte der City eene nieuwe straat, Queen Victoriastreet, gelegd naar de Beurs en de Bank.

Ook de zuidelijke oever der rivier wordt op dezelfde wijze in orde gebragt. De kosten dier embankments zijn geraamd op ruim 5Vs millioen pond sterling. Sierlijk is voorts het prachtig Holborn-Viaduct, alsmede de nieuwe Blackfriarsbrug, beide in 1871 geopend. Twee nieuwe spoorwegbruggen zijn aan weerskanten van laatstgenoemde brug gelegen.

Voorts noemen wij de in 1868 voltooide vleeschmarkt, benevens eene menigte gebouwen en stichtingen ten behoeve van den geringeren stand, inzonderheid die, welke door de aanzienlijke schenking van George Peabody verrezen zijn. Het spreekt van zelf, dat het er niet ontbreekt aan grootsche spoorwegstations en aan sierlijke woningen van particulieren. Hoogst merkwaardig zijn de van 1861 tot 1871 gebouwde onderaardsche spoorwegen, welke tegenwoordig alle wijken der stad onderling en met alle hoofdstations van den bovenaardschen spoorweg verbinden. In het westelijk gedeelte der stad heeft men het in 1870 voltooide Nationale Muséum, het gebouw der Londensche universiteit en de Albert-Hall of arts and Sciences, in 1871 geopend. Aan het South-Kensington Muséum is een groot gebouw toegevoegd, en in zijne nabuurschap werd een prachtig gedenkteeken ter eere van prins Albert onthuld. Tot de standbeelden, welke in den laatsten tijd te Londen werden geplaatst, behooren dat van Sir John Franklin van Nolle, dat van lord Clyde van Marochetti, dat van lord Herbert of Lea van Foley, en dat van Richard Golden van Bell. In de jaren 1865 tot 1867 zijn er 3 schouwburgen verbrand en 4 nieuwe gebouwd. Vermaard zijn voorts de London-docks, waaronder zich eenige nieuwe bevinden, zooals de South-Docks en de Millwall-Docks, en eindelijk heeft men er in de laatste jaren ook nieuwe parken aangelegd.

Verbazend groot is te Londen het aantal inrigtingen van liefdadigheid, scholen en gevangenissen. Van laatstgenoemden vermelden wijl: Old-Bailey, gewoonlijk Newgate genaamd, de Millbank-gevangenis, de modél-gevangenis voor eenzame opsluiting, en het Huis van correctie. De armenverzorging vereischt er meer dan 5000 ambtenaren, en het aantal inrigtingen en genootschappen, daarvoor bestemd, schat men op 6000. Van de 250 groote hospitalen noemen wij de prachtige invaliden-paleizen te Greenwich en Chelsea en het drijvend hospitaal „Dreadnought” op de Theems. Voor krankzinnigen heeft men er de hospitalen Bedlam (Bethlehem) en St.

Luke. Er zijn meer dan 40 instellingen, waar men zonder betaling geneesmiddelen kan bekomen. Het aantal armen- en werkhuizen komt er overeen met dat der kerspelen (parishes), daar elk kerspel zijn eigen armen onderhoudt. Hieruit vloeit voort, dat de rijkste kerspelen het minst behoeven op te offeren voor de behoeftigen.

Talrijk zijn er vooral de havelooze scholen (ragged schools), waar kinderen kosteloos gekleed en onderwezen worden. Intusschen zoekt men er ook de ellenden der groote steden niet te vergeefs. Tweeduizend verlaten kinderen — zoo meldt men — slapen er des nachts ouder de arcaden van den spoorweg, en het gebrek is er de prikkel tot de afschuwelijkste misdrijven. Eene menigte nuttige inrigtingen steunen er echter op belangrijke fondsen, zoodat er tot opbeuring der lagere volksklasse veel wordt gedaan. Eene antieke merkwaardigheid is er het Christus-hospitaal (Blue coat school), waar 600 zonen van gezeten burgers opgeleid worden. De leerlingen dezer school hebben nog dezelfde kleeding, welke men droeg bij hare stichting door Eduard VI (1553). De meer ontwikkelde arbeiders vinden er belangrijke hulpbronnen in vereenigingen, in spaar- en penningbanken enz., die met naauwgezetheid worden bestuurd. Niettemin heeft men er ook nog 6000 banken van leening, ten bewijze, dat niet allen de tering kunnen regelen naar de nering.

Te Londen bevinden zich meer dan duizend kerken en kapellen. Daaronder bekleedt de St. Pauls-kerk, op een van de hoogste punten der City door Wren gebouwd, den eersten rang. Voorts vermelden wij de Westminsterabdij en de kerken van St. Martinus, St. James, St.

George en St. Mary-le-Bone. Wie binnen het bereik van het klokgelui van laatstgenoemde kerk geboren is, draagt den naam van Cockney (stadskind). De kerk van St. Saviour in Southwark werd reeds vóór den tijd van Willem de Veroveraar gesticht, en weinige jaren verleden verrees er eene prachtige nieuwe hoofdkerk.

De Anglicaansche kerk staat met hare ruime geldmiddelen te Londen aan het hoofd van vele genootschappen, hospitalen, scholen enz., en het Britsche Zendelinggenootschap heeft sedert 1795 hare armen over den geheelen aardbodem uitgestrekt, terwijl het Bijbelgenootschap den Bijbel in bijna alle doode en levende talen heeft doen drukken. Aan het hoofd der wetenschappelijke instellingen bevindt er zich de Universiteit (University College), waar de godgeleerdheid, als niet tot de wetenschappen behoorende, niet vertegenwoordigd is. Zij is in 1827 verrezen; doch in 1828 stichtte de tegenpartij ten behoeve der oudAnglicaansche eeredienst het King’s Collège, hetwelk intusschen weinig opgang maakt. Ook het Sion- en het Gresham-collège, inzonderheid het eerste, rusten op den grondslag der regtzinnigheid. Onder de gymnasia zijn Charterhouse-, Westminster-, Merchant-Tailor’s- en St.

Paul’s-school de voornaamste. Voorts heeft men er talrijke scholen voor afzonderlijke wetenschappen, bijv. voor de regten (Inns of Court), voor de artsenijmengkunde, voor de geneeskunde (hospitalen), benevens vereenigingen, waaraan verzamelingen verbonden zijn, terwijl er wetenschappelijke voorlezingen worden gehouden. Wijders vindt men er militaire scholen en scholen voor de marine, het London Institution, het Mechanic Institution, het Russell Institution en de Koninklijke teekenschool. Van de geleerde genootschappen aldaar vermelden wij: het Koninklijk genootschap voor exacte wetenschappen (Royal Society), een der oudste in Europa, — het Victoria-Instituut, een wijsgeerig-godgeleerd genootschap, in 1866 gesticht, — de Koninklijke schilder-académie, — het Linneesch genootschap (Linnean Society) met een groot herbarium en eene boekerij van zeldzame werken, — het Koninklijk Instituut van GrootBrittanje, in 1799 opgerigt, met beroemde modellen, een physisch kabinet en een chemisch laboratorium, — het Zoölogisch Genootschap met den Zoölogical Garden in Regentspark, — het genootschap tot opbeuring van kunst enz. met meer dan 10000 leden, — het geologisch genootschap met eene uitgebreide verzameling van delfstoffen en eene kostbare boekerij, — het Koninklijk sterrekundig genootschap met het wereldvermaard observatorium te Greenwich, — het Aziatisch genootschap, — het Athenaeum, 1500 Engelsche geleerden onder zijne leden tellend, — het polytechnisch instituut, enz.

Onder de talrijke kunstverzamelingen, welke hier meer dan elders bijzonder eigendom vormen, staat het Britsch Muséum bovenaan; nergens ter wereld wordt eene dergelijke verzameling gevonden. Voorts vermelden wij: het muséum voor landbouwgeologie, — de United Service Institution, eene verzameling van voorwerpen voor practische kunst en wetenschap, merkwaardig ook wegens talrijke zaken, afkomstig uit den slag bij Waterloo, — het muséum van Sloane, dat in 24 zalen talrijke oudheden bevat, — het muséum der kunstenaarsvereeniging, die de ontwikkeling vertoont van alle kunsten in de laatste 100 jaren, — het South-Kensington muséum, in 1857 geopend, met een aantal zeer belangrijke voorwerpen van verschillenden aard, — het geneeskundig muséum, — het geologisch muséum, — het muséum van Londensche oudheden, — het muséum der Koninklijke académie met cartons van Rafaël, enz. De voornaamste zetel der letterkunde is er de City, waar alle groote dagbladen in het licht verschijnen. Men heeft er meer dan 1000 boekverkoopers en meer dan 700 boekdrukkerijen. Men telt er voorts 21 groote schouwburgen, van welke de van ouds bekende van Covent Garden, Drury Lane en Haymarket de voornaamste zijn, alsmede concertzalen enz.

Londen is zijn gunstigen gezondheidstoestand vooral verschuldigd aan zijne talrijke pleinen en groene parken, welke zorgvuldig worden onderhouden en voor het algemeen zijn opengesteld. Daartoe behooren het St. James-, Green- en Hydepark, de Kensington-gardens, het Regentspark, het Victoria-park en het Batterseapark. Tuinen voor volksvermaak heeft men er op groote schaal in de CremorneGardens en Highbury Barn. Op vele pleinen verrijzen standbeelden en gedenkzuilen. Merkwaardig is er de Tunnel, welke onder de bedding der Theems de beide oevers van deze rivier verbindt. De handelsmagazijnen bij de dokken zijn er op groote schaal aangelegd.

In den portwijnkelder bijv. is plaats voor 80000 okshoofden. In zijne nabijheid bevindt zich de Oven der Koningin (Queens pipe), waarin alle smokkelwaren verbrand worden. Het noordelijk en zuidelijk gedeelte van Londen is door 9 prachtige bruggen voor menschen en rijtuigen en door 4 spoorwegbruggen met elkander verbonden. De schoonste van eerstgenoemde bruggen is de Westminsterbrug, in 1861 voltooid. Prachtig zijn vooral ook te Londen de Club-houses, en sommige van deze onderscheiden zich door eene fabelachtige weelde, daar ieder aanzienlijk man, niet alleen te Londen maar in geheel Engeland, lid moet wezen eener club in de hoofdstad. Verder behooren er tot de paleizen, aan privaatpersonen toekomende: Apsley-house, voor den hertog van Wellington ingerigt, en de paleizen der hertogen van Northumberland, Bedford, Sutherland, dat van graaf Spencer, van de markiezen van Westminster en van Landsdowne, Bridgewater- en Burlington-house, benevens vele andere.

Tot het verkeer in Londen dienen 18 hoofdstations van spoorwegen en meer dan 100 stations in Londen, terwijl de spoorwegen er zoowel onder den grond als over de huizen heen zijn gelegd, — voorts meer dan 25000 omnibussen, cabs en hackney’s, 300 stoombooten voor het vervoer op de Theems, duizende vrachtwagens, 15000 vrachtvaartuigen enz., terwijl tevens groote zeeschepen en stoombooten er jaarlijks bij duizenden de havens en dokken bezoeken. Londen is het brandpunt van den wereldhandel, en de nijverheid, hoewel door reusachtige stoomfabrieken vertegenwoordigd en zich tot alle takken uitbreidend, moet voor den handel onderdoen. Er zijn echter 110 groote bierbrouwerijen, en onder deze bevindt zich de groote inrigting van Barclay, Perkins & Comp. die jaarlijks een millioen vaten bier levert. De handel wordt er voorts geriefd door de Bank van Engeland en meer dan 100 andere banken, door handelsvereenigingen en verzekeringsmaatschappijen. Niet minder dan 14 lichtgasmaatschappijen doen er in openbare gebouwen en op de straten meer dan 15000 en in de huizen een millioen vlammen branden. Tien andere maatschappijen voorzien de woningen te Londen van zuiver drinkwater. Voorbeeldig is er tevens de zindelijkheid van het plaveisel, terwijl eene uitstekende policie overal hare dienaren heeft, om voor orde en veiligheid te zorgen.

Londen was reeds vóór den aanvang onzer jaartelling eene aanzienlijke stad, door de Romeinsche schrijvers Augusta Trinobantum, Legio Secunda Augusti, Lundinium of Londinium genoemd. Constantijn de Groote omringde haar met muren, die eene aanmerkelijke lengte hadden. Na de invoering van het Christendom werd zij de zetel van een bisschop en onder Alfred de Groote de hoofdstad des rijks. Toen Willem de Veroveraar zich van Engeland meester maakte, vond hij Londen reeds in het bezit van vele privilegiën, welke door hem werden bevestigd, waarna zij eeuwen lang werden gehandhaafd. Koning Jan vermeldde in 1210 de vrijheden der stad in eene constitutie, welke ook nu nog den grondslag vormt van hare regten.

Besmettelijke ziekten, oproeren en brand hebben Londen meer dan 20-maal verwoest en ontvolkt, maar telkens herrees zij glansrijker dan te voren. Tot bestrijding der Spaansche armada (1588) kon zij reeds 20000 man en 38 schepen leveren. Hoewel ten tijde van Elizabeth Londen en Westminster nog afzonderlijke steden waren, ver genoeg van elkander verwijderd, gevoelde zich de Koningin reeds verontrust over den omvang der stad en zocht hare uitbreiding zooveel mogelijk te beletten: tegenwoordig echter is zij althans 10-maal zoo groot geworden, zonder dat men deswege eenige vrees koestert. Nadat zij in 1665 door eene vreeselijke pest was geteisterd, die meer dan 68000 menschen wegrukte, en in het volgende jaar 13200 huizen door een geweldigen brand verloren had, ontwikkelde zij zich met kracht tot haren tegenwoordigen bloei, in de laatste halve eeuw ondersteund door stoom, electriciteit, rijkdom, ondernemingsgeest en schranderheid. Zij is door ijzeren draden met alle aanzienlijke plaatsen der aarde verbonden, en zoowel deze als stoombootlijnen en spoorwegen verheffen haar door de snelheid en regelmatigheid van het komen en gaan tot het hart van een organisch geheel, hetwelk zich nagenoeg over onze geheele planeet uitstrekt. — Londen zendt 22 afgevaardigden naar het Parlement.