Zwarte Zee (De), weleer Pontus Euxinus, door de Russen Tsjernoje More, door de Nieuw-Grieken Mauri Thalassa en door de Turken Kara Deniz geheeten, is eene nagenoeg afgeslotene, op een meer gelijkende binnenzee. Zij grenst in het westen aan de oostelijke kusten van Europeesch Turkije en het Russische gouvernement Bessarabië, in het noorden aan de Russische gouvernementen Cherson, Taurië en Jekaterinoslaw, in het oosten aan de Trans-Caucasische gewesten en in het zuiden aan Klein-Azië. zij heeft in het zuidwesten door twee zee-engten, de Straat van Constantinopel (Thracische Bosporus) en die der Dardanellen (Hellespont), tusschen welke de Zee van Marmora (Propontis) gelegen is, gemeenschap met de Middellandsche Zee. Hare oppervlakte heeft met die der-Zee van Asow eene uitgebreidheid van 8700 □ geogr. mijl. Hare grootste breedte is 534 Ned. mijl, en hare lengte is bijna dubbel zoo groot.
Met de Zee van Asow (zie aldaar) is zij verbonden door de Straat van Kertsj (Cimmerische Bosporus). Zij heeft met hare lage, moerassige noordelijke oevers, behalve het eiland Taman, in de Straat van Kertsj door de monden van de Koeban gevormd, slechts één eiland, namelijk het Slangen-eiland in de nabijheid van den mond der Donau. In de eentoonige kustvorming van den noordelijken oever brengt het schiereiland de Krim (Taurische Chersonesus), door de smalle landengte van Perekop met het vaste land verbonden, eenige afwisseling. De westzijde van dit Schiereiland wordt bespoeld door de Doode Zee en de oostzijde door een gedeelte van de Zee van Asow, hetwelk door de lage landtong van Arabat van het hoofdgedeelte van dien waterplas gescheiden is. Verder westwaarts dringt de Golf van Odessa met de liman van den Dnjepr landwaarts. De Zwarte Zee met hare dikke nevels, noordsche stormen en onder ijsschotsen verstijvende riviermonden vormt eene zonderlinge tegenstelling met den bekoorlijken Griekschen Archipel en moest door de bewoners van dezen wel als een Pontos axenos (Ongastvrije Zee) worden beschouwd, — een naam, die later na de stichting van talrijke koloniën op hare kust tegen dien van Pontos euxenos (Gastvrije Zee) verwisseld werd. Noemt men haar een noordoostwaarts vooruitgeschoven gedeelte van de MiddellandZee, dan moet men tevens erkennen, dat zij zich ten zeerste van het hoofdbekken onderscheidt. De wateren der Zwarte Zee zijn donkerder van kleur en hebben, evenals die der Oostzee, een geringer zoutgehalte dan de wateren der Middellandsche Zee.
Terwijl deze laatste bij geringen toevoer van rivierwater een aanzienlijk waterverlies door verdamping ondergaat, ontvangt de Zwarte Zee, evenals de Oostzee, den waterschat van aanzienlijke stroomen en is daarenboven wegens hare meer noordoostelijke ligging aan eene veel geringere verdamping blootgesteld. In de Zwarte Zee vindt men dan ook het geringste zoutgehalte van alle zeeën op Aarde. De Donau, de Dnjestr, de Dnjepr, de Don, de Koeban, de Rion, (Phasis) en de Kisil Irmak (Halys) bezorgen haar eene verbazende massa water, die wederom wegvloeit door de straat, welke de opgestuwde wateren in vóór-historischen tijd hebben gebaand. De vreeselijke orkanen der „Ongastvrije Zee” waren reeds aan de Ouden bekend en woeden in den herfst uit het oosten en zuidoosten; zij ontstaan volgens het gevoelen van Ritter door eene vereeniging van noordelijke winden, die uit de Sarmatische Vlakte komen en zich onbelemmerd naar de kust van Azië voortspoeden, en door de zuidelijke en oostelijke winden, die in het Armenische Hoogland heerschappij voeren. In de zomermaanden loopen er snelle stroomen, welke bij de monden der groote rivieren een aanvang nemen. De stroomen van de Dnjepr en Dnjestr dringen die, welke uit de Zee van Asow komen en eerst naar het zuidwesten en vervolgens naar het noordwesten en westen gerigt zijn, zuidwaarts, vereenigen zich met die der monden van de Donau en storten door de Bosporus zich uit in de Aegésche Zee of stuiten op de kust van Klein-Azië. Eb en vloed zijn in de Zwarte Zee nagenoeg niet merkbaar. Zij is over het geheel diep, bijkans overal dieper dan 300 Ned. el, terwijl men diepten heeft gevonden van bijkans 1000 Ned. el, doch de Zee van Asow bestaat uit ondiepe wadden, zoodat zij groote gevaren oplevert voor den zeeman.
In weerwil van hare ongastvrije eigenschappen is deze zee toch van het grootste belang voor het wereldverkeer. De voortbrengselen van zuidoostelijk Rusland worden er voor een groot deel verscheept. Op alle kusten dezer zee vindt men ankerplaatsen, en de visscherij is er geenszins van belang ontbloot. De gewigtigste plaatsen aan de Europeesch-Russische kusten zijn er: de aanzienlijke koopstad Odessa, de vesting Sebastópol, in den Krim-oorlog grootendeels verwoest, Eupatoria, Kaffa, (Feodosia) en Kertsj in de Krim, — Berdjansk en Taganrog aan de Zee van Asof, — aan de Russische oostkust (Caucasië) eenige plaatsen van ondergeschikte beteekenis, zooals Anapa, Gelindsjik, Soesjoemkalé, Redoetkalé, Poti aan den mond van de Rion en Sjefketil (St. Nikolai) aan de grens van Klein-Aziatisch Turkije. De belangrijkste Turksche havenplaatsen in Klein-Azië zijn: Batoem, Trebizonde, Sinope en Skoetari, en in Europeesch Turkije, behalve Constantinopel, de havensteden Varna en Kustendsje.
Turkije dat door de forten van de Dardannellen den toegang tot de Zwarte Zee beheerscht, heeft vroeger het verkeer op dien waterplas belemmerd. Deze werd eerst door het tractaat van 1829 voor alle met de Porte bevriende natiën opengesteld. Intusschen bleef bij een ander tractaat, in 1841 te Londen tusschen de Groote Mogendheden en de Porte gesloten, het verbod bestaan, om oorlogschepen door de Dardanellen en de Bosporus te laten stevenen. De Fransche en Engelsche oorlogsbodems voeren er echter in 1854 doorheen als bondgenoten van den Sultan. Bij het tractaat van Parijs van 1856 bleef die beperking bestaan, welke echter later door Rusland is opgeheven.