Krim of Krym is de naam van een schiereiland in het zuiden van Rusland, dat het gewigtigste deel uitmaakt van het gouvernement Taurië en ook wel het Taurische schiereiland genoemd wordt. Het is slechts door de ongemeen smalle landengte van Perekop, tusschen de Zwarte Zee en de Zee van Azof gelegen, welke beide zeeën door de Straat van Kertsj gemeenschap hebben, met het vaste land verbonden, en heeft bij eene oppervlakte van 360 □ geogr. mijl eene kustlengte van 140 geogr. mijl. Aan de zeeëngte van Kertsj, tegenover de rotsgevaarten van den Caucasus, verheft zich het Taurische bergland, hetwelk onder den weinig passenden naam van Jaila (Alpengebergte) steil uit het water verrijst, de geheele zuidkust ommuurt en zich noordwaarts uitbreidt in evenwijdige, boschrijke ketens, door bevallige dalen gescheiden, om zich eindelijk te verliezen in de eenvormige steppen, welke zich over het grootste gedeelte van het schiereiland uitstrekken. De zuidelijke keten is de hoogste; daar verheft zich de Tsjadyrdagh (1500 Ned. el) of de Tentberg (Mons Trapezus der Ouden), die als een reusachtige tafelberg boven het geheele land oprijst en vele groote en diepe grotten heeft, welke gedurende het geheele jaar met ijs gevuld zijn.
Aan deze bergstreek is de Krim den roem verschuldigd, dat zij tot de schilderachtigste gewesten der aarde behoort. De vruchtbaarste dalen, zich hier tot kloven vernaauwende en zich elders tot dalkommen uitbreidende, z{jn uitmuntend bebouwd en vertoonen er bij een verkwikkend klimaat een prachtigen subtropischen plantengroei. In die dalen en aan de berghellingen liggen schilderachtige Tartaarsche dorpen, Grieksche kloosters en Turksche moskeeën. Op sommige plaatsen klimt men met rotstrappen naar boven, op andere verlustigt zich het oog in frissche alpenweiden. Hier ziet men bouwvallen van voormalige sterkten, daar wederom prachtige villa’s van aanzienlijke Russen met olijven-, ooft- en wijngaarden. De landbouwer verblijdt er zich in een overvloedigen oogst van graan, gierst en tabak, terwijl de wijnstok er geurige tafeldruiven en een kostelijken wijn oplevert. In de tuinen ziet men niet alleen de ooftboomen en gewassen van onze tuinen, maar daarenboven vijgen, meloenen, granaat- en oranjeboomen enz. Men wint er veel honig, was en zijde, en de veefokkerij is er van groot belang.
De zwarte, kroesharige lamsvellen uit de Krim vormen een belangrijk handelsartikel. Daarentegen is het noordelijk gedeelte van dat schiereiland eene doodsche, eenvormige steppe, eene voorzetting der Nogaïsche. Het ontbreekt er aan water en houtgewas, en de schrale, van zout doortrokken bodem, te voren de bedding der zee, is voor den landbouw ongeschikt. Ook bederven gevaarlijke uitwasemingen er hier en daar de lucht, — vooral bij de Siwasj, een gedeelte van de Zee van Azof, dat achter de lange, smalle landtong van Arabat voortloopt en alleen door de landengte van Perekop van de Doode Zee (een gedeelte der Zwarte Zee) gescheiden is. De hoofdstad van de Krim is Simferópol; voorts heeft men er Sebastópol, de belangrijkste oorlogshaven der Zwarte Zee, — Baktsjisarai, de oude residentie der Tartaarsche Khans, en de havenplaatsen Eupatoria, Balaklava, Jalta, Soedak, Feodosia (Kaffa) en Kertsj met de vesting Jenikalé. Vermaard is er voorts het keizerlijk lustslot Nikita met een prachtigen tuin, waarin een aan Linnaeus gewijde tempel, en met een heerlijk vergezigt, — voorts het Tartaarsche, op eene rots gestichte dorp Aloepka met het grootsche kasteel van graaf Woronzow en met een der fraaiste tuinen van Europa, — en eindelijk het landgoed Orianda, voorheen het geliefkoosd verblijf van keizer Alexander.