Arcole is een vlek, aan den linkeroever van de Etsch, ten zuidoosten van Verona en tusschen moerassen gelegen. Die plaats is merkwaardig door de overwinning, die Bonaparte er den 17den November 1796 op de Oostenrijkers behaalde.
De slag bij Arcole is een der schitterendste wapenfeiten uit de nieuwe geschiedenis. De Oostenrijksche generaal Wurmser had den 29sten Julij de vijandelijkheden begonnen met een aanval op de divisie Masséna aan den bovenloop der Etsch, maar na eenige mislukte pogingen had hij zich met het overschot zijner troepen in Mantua moeten werpen, waar hij ingesloten werd. Toen vervolgens Moreau van de Rijn terugtrok, zagen zich de Oostenrijkers in staat gesteld, om in Italië aanvallenderwijze te werk te gaan. De veldtuigmeester Alvinczy verscheen er in het strijdperk met 50.000 man. De eene colonne der Oostenrijkers, onder bevel van den luitenantveldmaarschalk Davidovich, daalde af langs de Etsch, terwijl de andere, onder Alvinczy van Friaul naar Vicenza trok en Verona bedreigde. Nadat Alvinczy de divisiën Augereau en Masséna bij Caldiéro teruggedrongen had, poogde hij over de Etsch te trekken om Mantua te ontzetten. Maar terwijl er de moerassige oevers den overtogt bemoeijelijkten, snelde Bonaparte met 18.000 man,die hij ijlings had zamengeraapt, naar het bedreigde punt en trok bij Ronco over de Etsch.
Het Oostenrijksche hoofdkwartier bevond zich te Caldiéro. Om den vijand in de flank te vallen, kon nu Napoleon langs den linkeroever der Etsch en tegelijk langs den regteroever der Alpon, die in eene zuidelijke rigting naar de Etsch vloeit, voorwaarts rukken. Over de Alpon lagen bruggen te Ronco, te Arcole en bij San Bonifacio. Als hoofdpunt van aanval koos Napoleon de brug te Arcole, die door den Oostenrijkschen generaal Mittrowsky met 14 bataillons infanterie en 2 escadrons cavalerie verdedigd werd, terwijl de luitenantveldmaarschalk Provera zich bij Porcile en Bioude tegenover Masséna in slagorde stelde.
Augereau begon den 15den November met twee bataillons grenadiers den aanval op de brug van Arcole, maar hij moest de wijk nemen voor het hevige vuur der Oostenrijkers. Nu ontstond op de dammen en dijken — de eenige plaatsen, waar men te voet te midden der moerassen een vasten bodem vond — een vreeselijk gevecht. “De brug van Arcole of de dood!" was de leus der Franschen, die met den stormpas derwaarts snelden. Doch het vernielend vuur van den vijand stuitte hen al weder in hunnen voortgang. Toen greep Napoleon te midden van eene hagelbui van kogels het vaandel en spoedde zich heldhaftig aan het hoofd van eenige grenadiers naar de brug. De divisie, in den rug aangevallen, geraakte in verwarring. Eerst laat in den avond werd de brug van Arcole genomen. Intusschen achtte Napoleon, niet wetende wat inmiddels bij Verona, Rivoli en Mantua voorgevallen kon wezen, het niet raadzaam, in die positie te blijven. Hij deed de troepen naar de overzijde van de Etsch terugtrekken en de schipbrug bij Ronco door de voorhoede bewaken.
De Oostenrijkers konden dus op nieuw Arcole bezetten, maar reeds met het aanbreken van den ochtend van 16 November trokken Augereau en Masséna over de Etsch en vernieuwden den aanval. Masséna behaalde eenig voordeel op Provera en drong hem terug tot Caldiéro, maar de aanvallen van Augereau op Arcole waren vruchteloos. Men streed er, even als den vorigen dag, met groote dapperheid en afwisselenden voorspoed. Bonaparte besefte nu de onmogelijkheid, om door een aanval in het front, de positie van de overmagtige Oostenrijkers te forçéren, en hij nam dus het besluit, om snel over de Alpon te trekken, ter plaatse waar deze zich uitstort in de Etsch, en Mittrowsky in den rug aan te tasten. Doch ook deze poging mislukte. Bij het aanbreken van den nacht bevond zich het Fransche leger in ongunstiger toestand dan den vorige dag, zoodat het ten tweeden male over de Etsch moest terug trekken. Niettemin volhardde Napoleon in zijn besluit, om zich tot elken prijs meester te maken van Arcole, en nog altijd beschouwde hij een aanval in den rug zijner vijanden als het eenige middel om zijn doel te bereiken.
Dien ten gevolge bevond zich op den 17den November des ochtends een gedeelte der divisie Augereau aan den linkeroever der rivier, en het vuur der Oostenrijkers was niet meer in staat, om de Fransche troepen vandáár te verdrijven. Tegelijkertijd was de divisie Masséna bij Ronco over de Etsch getrokken, en tegen 10 uur was zij opgerukt naar Arcole. Zij werd evenwel met een aanzienlijk verlies teruggeworpen, en reeds was het centrum van den regtervleugel der Franschen door het vermetel voorwaarts dringen der Oostenrijkers bezweken en de divisie Augereau op den linkervleugel in verwarring geraakt, toen Bonaparte bevel gaf aan eene halve brigade, die zich in de struiken naast den naar Arcole loopenden dijk in hinderlaag bevond, om de te ver voorwaarts gerukte Oostenrijkers van alle kanten aan te vallen. Dit gelukte. Masséna sneed den Oostenrijkers den terugtogt af, en het grootste gedeelte van hen werd na wanhopigen tegenstand gevangen genomen. Inmiddels volbragt de divisie Augereau haren overtogt, maar streed nog langen tijd vruchteloos tegen de dáár aanwezige bataillons onder het bevel van den majoor Miloradovich. Des namiddags te 3 ure was de uitkomst van den veldslag nog onzeker, en het scheen zelfs, dat ook die dag even onbevredigend zou eindigen als de beide vorige. Toen beval Bonaparte den escadronschef Hercule om met 50 guides en 12 trompetters een half uur ver langs den linkeroever van de Etsch naar beneden te trekken, in den rug van de Oostenrijkers den aanval te blazen en zich naar de zijde van Arcole te begeven. Die vermetele list gelukte. Denkende, dat Arcole bedreigd werd, weken de Oostenrijkers achterwaarts naar den linkeroever der Alpon.
Bonaparte gelastte nu een algemeenen storm op Arcole. De divisie Augereau snelde langs de linker-, Masséna langs de regterzijde van het riviertje naar het vlek, door eene artillerie- reserve gevolgd. Generaal Mittrowsky, tegelijk in de flank en in het front aangetast, week achterwaarts naar Villanova, en een uur later waren de Franschen in het bezit van Arcole. Hierdoor verwierven zij niet alleen het voordeel, dat zij den overtogt van Alvinczy over de Etsch en het ontzet van Mantua verhinderden, maar de overwinning van den overmagtigen vijand bij Arcole schonk hun tevens dien moed en dat zelfvertrouwen, die hen daarna van zegepraal tot zegepraal geleidden.