Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mantua

betekenis & definitie

Mantua, in het Italiaansch Mantova, de hoofdstad van een voormalig hertogdom in Opper-Italië en tevens eene belangrijke vesting, ligt aan den spoorweg naar Verona op een eiland in de Mincio, die met hare talrijke armen en moerassige oevers een meer vormt aan de noord- en oostzijde der stad, terwijl deze aan de west- en zuidzijde door de Mincio en een breed moeras is gedekt. In de westelijke moerassen ligt het hoornwerk Pradella en aan den zuidkant het versterkte eiland Cerese (Il-Te) met het buitenwerk Miglioretto, waarachter zich een verschanst kamp bevindt, en met eene groote sluis tot inundéring van het terrein, hetwelk bevestigd wordt door het sterke fort Piëtole. Aan de noordzijde, naar den kant van Verona of van de voorstad Borgo di Fortezza, werwaarts men zich begeeft over een dam door het Meer, verrijst de Citadella di Porto, en aan de noordzijde bij de voorstad Borgo di San Giorgio, die men over eene versterkte steenen brug bereiken kan, het fort San Giorgio. De stad zelve, die ruim 27000 inwoners telt, is omgeven door een ouden, gebastionneerden muur en wegens hare lage, moerassige ligging en haar slecht water geen aangenaam verblijf.

Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er: de Oude Burgt (Palazzo vecchio), een der grootste paleizen van Europa, met het Appartamento di Troja, waar zich schilderijen van Mantegna en Giulio Romano bevinden, — voorts het beroemde, grootendeels door Giulio Romano in de gedaante van eene T gebouwde Palazzo del Te, het Paleis van Justitie, de gebouwen der in 1620 gestichte, maar reeds lang opgehevene universiteit, het tuighuis, de schouwburg, het amfiteatro, de hoofdkerk, de grootsche San-Andrea-kerk met een koepel ter hoogte van bijna 80 Ned. el, een afzonderlijken klokketoren in spitsboogstijl en standbeelden van Canova, en de St. Barbarakerk, die, evenals de overige kerken, schilderijen van boven reeds genoemde meesters bevat. Men heeft er een theologisch seminarium, 2 gymnasiën, 2 reaalscholen, eene académie voor wetenschap en kunst met eene verzameling van schilderijen en oudheden, een botanischen tuin, eene belangrijke boekerij met 30000 deelen en een muséum met vele merkwaardigheden. Ook vindt men er een groot militair hospitaal, een stads ziekenhuis met krankzinnigengesticht en vondelingshuis, 2 weeshuizen enz. Behalve met de gewone bedrijven houdt de bevolking er zich vooral bezig met het bereiden van leder en met den zijdehandel.

Men vermeldt, dat Mantua reeds ten tijde van Karel de Groote versterkt is. Natuurlijk deelde de stad in de lotgevallen van het hertogdom. Toen de Keizerlijke troepen haar in 1630 stormenderhand veroverden, werd zij vreeselijk geplunderd en verwoest. Langzamerhand herstelde zij zich, doch toen zij voorts ophield de zetel van den Hertog te wezen, kwijnde zij meer en meer. In 1796 werd zij door de Franschen ingesloten en door de capitulatie van Wurmser ingenomen, in 1799 door de Oostenrijkers heroverd en in 1801 nogmaals door de Franschen bemagtigd, die haar in 1814 gewillig ontruimden. Het gebied van het Hertogdom genoot ten tijde der Romeinen eene ongemeene welvaart. Na den val van het Romeinsche Keizerrijk verviel het aan de Gothen, daarna aan de Longobarden, onder Karel de Groote aan het Frankische en onder Otto de Groote aan het Duitsche Rijk. Als Keizerlijk leen kwam het in bezit van het Huis Este en aan markgravin Mathilde van Toscane, later aan de Bonacorsi’s en in het midden der 15de eeuw aan de Gonzaga's.

De laatste hertog uit dit Huis, Karel IV, door den Keizer in den ban gedaan, omdat hij in den Spaanschen Successie-Oorlog de zijde van Frankrijk gekozen had, overleed in 1708 te Padua zonder erfgenamen achter te laten. Sedert dien tijd bleef Oostenrijk in het bezit van dit gebied en voegde het bij Lombardije. In 1797 behoorde het tot de Cis-alppijsche en daarna tot de Italiaansche Republiek, in 1805 tot het koningrijk Italië, kwam in 1814 weder aan Oostenrijk en werd met het LombardischVenetiaansch Koningrijk vereenigd. Met de vorstendommen Castiglione en Solferino vormde het toen de provincie Mantua, die op 42,7 geogr. mijl 726400 inwoners telde. Toen in 1859 Lombardije aan Piémont werd afgestaan , verkreeg dit alleen de westelijke helft, terwijl de oostelijke nog bij Venetië bleef. Met dit laatste is het evenwel in 1866 ten deel gevallen aan het nieuwe koningrijk Italië.

< >