Apollinaris de Oudere, een beroemd taalkundige uit de 4e eeuw, werd te Alexandria geboren en onderwees de taalkunde en de Grieksche letterkunde eerst te Berytus en vervolgens te Laodicaea in Syrië. In laatstgenoemde stad was hij tevens presbyter, maar wegens zijn omgang met den Heidenschen sophist Epiphanius werd hij in den ban gedaan. In zijne geschriften wilde hij den Christenen eenige vergoeding schenken voor het gemis der klassieke werken, waarvan de lezing hun was verboden.
Hij schreef eene Grieksche spraakkunst, bragt geschiedenissen uit het Oude Testament in Homérische verzen en vervaardigde Bijbelsche treurspelen, blijspelen en liederen, waarbij hij Euripides, Menander en Pindarus tot voorbeelden had gekozen. Zij verdwenen echter, toen na den dood van Julianus de zucht voor het beoefenen der oude Grieksche schrijvers weer boven kwam. De werken van Apollinaris zijn vervolgens verloren gegaan. Wij bezitten een paar boeken, die onder zijn naam werden uitgegeven, namelijk eene “Metaphrasis Psalmorum” en een treurspel “De lijdende Christus”, dat gewoonlijk aan de werken van Gregorius Nazianzenus is toegevoegd. Beide zijn waarschijnlijk onecht. Een zoon van dezen was: