Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Testament

betekenis & definitie

Testament of uiterste wil (ultima voluntas) is de beschikking, waarbij iemand verklaart, hoe na zijn overlijden met zijne goederen moet gehandeld worden. Volgens sommigen is het woord afkomstig van testatio mentis (getuigenis van den geest). Het begrip van testament staat in het naauwste verband met dat van eigendom. Bij minder ontwikkelde volkeren was dan ook de bevoegdheid, om over goederen te beschikken, zeer beperkt; zij werd gewoonlijk zonder bekrachtiging door eene volksvergadering niet erkend.

Bij de Israëlieten bestond enkel het erven ab instestato. In Athene verviel aanvankelijk eene nalatenschap uitsluitend aan de familie van den overledene , en eerst Solon gaf verlof tot het maken van een testament. Dit laatste werd onderteekend en gezegeld door de getuigen en overhandigd aan de overheid, die voor de uitvoering zorgde. Te Rome bevatte reeds de Wet der Twaalf Tafelen het regt om een testament te maken. Dit geschiedde in den beginne door zijn wil te verklaren in de volksvergadering of ten aanhoore van hen, die ten strijde trokken. Bij de Germanen was dat regt enkel toegekend aan vrije en naar het ligchaam krachtige mannen en werd desgelijks in de volksvergadering uitgeoefend. Intusschen vindt men overal beperkingen van dat regt, behalve die welke uit onbekwaamheid of onbevoegdheid voortvloeiden. Onbevoegd om een testament te maken waren in Rome de vreemdelingen, — en ook in Frankrijk tot aan de Groote Omwenteling, — voorts de onvrijen in Duitschland, waar ook de vrijen niet beschikken mogten over stamgoederen.

In den laatsten tijd echter zijn die beperkingen zeer verminderd; zij bestaan slechts in het belang van kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders, zoodat deze niet geheel onterfd kunnen worden. Wie den door de wet bepaalden ouderdom bereikt heeft, in het bezit is van zijne verstandelijke vermogens, geen verkwister en in staat, zijn wil duidelijk te verklaren, kan in ’t algemeen bij testament over zijn eigendom beschikken. De nieuwere wetgevingen bragten voorts in den vorm van den uitersten wil velerlei wijzigingen; in Engeland zijn thans nog alle testamentaire geschillen aan het bisschoppelijk geregt onderworpen, daar men van meening was, dat het testament, over een toestand na den dood beschikkende, tot het gebied der Kerk behoort. In Frankrijk gelden slechts twee vormen van testament, namelijk de schriftelijke, wanneer de erflater zijne beschikking eigenhandig schrijft, onderteekent en dateert, en de openbare, wanneer het testament voor twee notarissen en twee getuigen of voor één notaris en vier getuigen mondeling wordt opgegeven en onderteekend. Ook kan de erflater den notaris een schriftelijken en verzegelden uitersten wil in tegenwoordigheid van zes getuigen ter hand stellen. In Engeland gelden desgelijks mondelijke testamenten, maar alleen over roerende goederen en in het bijzijn van vier getuigen; schriftelijke testamenten moeten er eigenhandig geschreven en onderteekend zijn; beschikkingen over grondeigendom vereischen drie getuigen. Van groot belang is alzoo steeds de vraag naar de geldigheid van testamenten. Volgens het Romeinsche regt kan een testament steeds herroepen worden.

Op dit punt echter zijn de bepalingen verschillend. In Saksen geldt eene bloote terugvordering uit de geregtelijke bewaarplaats geenszins als eene vernietiging, ten zij de bedoeling hiervan blijke, doch in Pruissen is zulk eene terugvordering reeds afdoende. Een later testament maakt de vroegere krachteloos. Kan men van twee testamenten niet beslissen, welke het laatste is, dan gelden beide, tenzij het eene van den beginne af ongeldig was, in welk geval het andere van kracht blijft. Door mondelijke verklaringen kan geen schriftelijk testament worden herroepen. In ons Vaderland handelen de artikelen 977 en volgende van het Burgerlijk Wetboek over den vorm der uiterste willen. Zulk een uiterste wil kan alleen worden gemaakt óf bij eene holographische of eigenhandig geschrevene acte, óf bij eene openbare acte, óf bij eene geheime of geslotene beschikking, terwijl voor iedere soort de eigenaardige vormen worden vermeld. Minder gestrenge vormen worden vereischt in tijd van oorlog, op zee of in plaatsen, wegens pest of andere besmettelijke ziekten buiten gemeenschap gesteld.