Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Apocryphe boeken

betekenis & definitie

Apocryphe boeken (Libri apocryphi) zijn zoodanige, die aanspraak maken op gelijkstelling met de boeken des Ouden of Nieuwen Testaments, maar onder deze niet zijn opgenomen en als onechte, ondergeschovene, onbekende boeken worden beschouwd. Men splitst hen in twee hoofdafdeelingen. Tot de eerste behooren zoodanige boeken, die door een onbekenden vervaardiger op naam van een ander zijn gesteld en in den inhoud, welke volstrekt niet met den geest van den voorgewenden opsteller strookt, de duidelijke blijken dragen hunner onechtheid.

Zij zijn ontstaan even vóór of in de eerste eeuwen na den aanvang onzer jaartelling en gedeeltelijk aan eene onschuldige zucht om te verdichten, gedeeltelijk aan eene opzettelijke verdraaiing ten behoeve eener godsdienstige partij hunnen oorsprong verschuldigd. Gnostieken, Manichaeërs en Chiliasten hebben dat middel aangegrepen om hunne leer te verspreiden. Boeken van deze afdeeling zijn de pseudepigrapha van het Oude Testament en de Apocryphe boeken van het Nieuwe. Tot de eersten behooren Psalm 151, het 3de en 4de boek van Esra, het 3de en 4de boek der Maccabeën, een aanhangsel op het boek Job, de voorrede voor de Klaagliederen van Jeremia, het boek Henoch, de Testamenten der 12 Patriarchen, de hemelvaart van den profeet Jesaias, het Psalterium van Adam, van Abraham enz. Onder de Apocryphe boeken des Nieuwen Testaments tellen wij verschillende Evangeliën, namelijk dat der Hebreën, dat der Egyptenaren, dat van Barnabas, dat van Nicodémus (Acta Pilati), van Jacobus, van Petrus, van Matthias, van Thomas, van Apollos, van Marcion, van Basilides, dat der Cerinthianen, der Carpocratianen, der Valentinianen, dat der kindsheid van Christus enz. — voorts verschillende Handelingen der Apostelen, zooals de Handelingen van Paulus, van Andréas, van Johannes, alsmede de Periodi Apostolorum, eene reeks van wondergeschiedenissen uit den tijd der Apostelen, door een Manichaeër opgesteld, benevens de Homilieën van Clemens, waarin de lotgevallen van Petrus zijn opgenomen, — dan een aantal Brieven, zoo als die van Christus aan Abgarus, die van Paulus aan de Laodicaeërs, aan Seneca enz., die, van Petrus aan Jacobus en andere, — en eindelijk Apocalypsen, zooals de Openbaring van Petrus, van Paulus, en nog twee van Johannes enz. Van al die geschriften bezaten slechts sommige, zooals de Handelingen van Paulus, de Openbaring van Petrus en het Evangelie der Hebreën een zeker gezag in de Kerk, zoodat Eusébius, een der oude kerkvaders, hen onder de antilegomena rangschikt, dat is onder zulke boeken, wier echtheid tegengesproken wordt, terwijl de overige nagenoeg alle tot de notha of onechte geschriften worden gerekend. — Ook de merkwaardige Sibillijnsche boeken en de verloren voorspellingen van Hystaspis, een Perzischen ziener, zou men tot de Apocryphe boeken kunnen rekenen.

Veel belangrijker en meer algemeen bekend is de tweede afdeeling der apocryphe boeken. Deze hebben den naam van apocryph niet zoozeer te danken aan hunne eigenschap als ondergeschoven boeken als wel — op het voetspoor van Hiëronymus — aan den twijfel omtrent hun goddelijken oorsprong, of liever omtrent de inspiratie van hunne opstellers. Deze geschriften, meer bepaald “De apocryphe boeken des Ouden Verbonds” genoemd, vindt men gewoonlijk achter onze Statenfolio-Bijbels. Zij zijn na de vaststelling van den canon des Ouden Testaments sedert den tijd der Maccabeën ontstaan, in de Grieksche taal geschreven (of althans bewaard gebleven, zooals het boek van Jezus Sirach, dat van Tobias en het eerste boek der Maccabeën) en in den Septuagint opgenomen. Die boeken zijn als stichtelijke geschriften, als bronnen der geschiedenis en als vertegenwoordigers van den toestand van Israël in die dagen zeer merkwaardig. Men vindt er de beginselen van het Alexandrijnsch-Joodsche Hellenismus, gelijk het zich door den invloed van Philo heeft ontwikkeld (Boek der Wijsheid), — voorts die der Rabbijnsche rigting met hare nieuwe leerstellingen, die zij aan de Perzen had ontleend, met haar bijgeloof, hare eenzijdigheid, hare gloeijende vaderlandsliefde, hare werkheiligheid en hare overdrevene gehechtheid aan uitwendige plegtigheden (Boek van Tobias, van Judith en van de Maccabeën).

De zedeleer van de Apocryphe boeken des Ouden Verbonds verdient in hooge mate onze achting, vooral die, welke wij in het Boek der Wijsheid en in dat van Jezus Sirach aantreffen. Zij staat althans niet lager dan die, welke wij in de Canonieke boeken des Ouden Testaments aan treffen, en slechts hier en daar ontwaart men den invloed eener bekrompene nationaliteit. Men verdeelt deze klasse van apocryphe boeken in Palaestijnsche, zoo als het boek van Jezus Sirach, dat omstreeks 180 jaar vóór Chr. in het Hebreeuwsch opgesteld en 50 jaren later in het Grieksch vertaald is, het Eerste boek der Maccabeën, omstreeks het jaar 153 vóór Chr. in het Hebreeuwsch vervaardigd, het boek Judith, in het Grieksch geschreven, en het Gebed van Manasse, — in Egyptisch-Alexandrijnsche, zooals het Boek der Wijsheid, dat 40 jaar na den aanvang onzer jaartelling is ontstaan, het Tweede boek der Maccabeën, en toevoegsels tot het Boek Esther, — en in Chaldeeuwsch-Perzische, zooals het Boek van Tobias, het Boek van Baruch en toevoegsels tot het Boek Daniël. De Alexandrijnsche Israëlieten, die het Hebreeuwsch niet verstonden en dus den Septuagint gebruikten, rekenden de apocryphe boeken tot die des Ouden Verbonds, terwijl men zich in Palaestina aan den oorspronkelijken canon hield. Vele Kerkvaders schaarden zich aan de zijde der Alexandrijnen, en ook de Latijnsche kerk volgde hetzelfde spoor, ofschoon Rufinus en Athanasius wel degelijk onderscheid maakten tusschen canonische en apocryphe boeken, Hiëronymus ging verder, daar hij aan laatstgenoemden den naam van apocryphen gaf en daaraan eene plaats in den canon ontzeide.

De Protestanten hebben gelijk gegeven aan Hiëronymus en, zooals wij reeds zeiden, de apocryphe boeken achter de canonische gevoegd. De Engelsche Bijbelgenootschappen hebben ze deze plaats niet eens waardig gekeurd, maar ze bij de uitgave des Bijbels geheel en al weggelaten. De R. Katholieke kerk daarentegen heeft zo op het Concilie te Trente canoniek verklaard en ze met den naam van libri deuterocanonici (canonieke boeken van de tweede orde) bestempeld. Wie zich met de apocryphe evangeliën wil bekend maken, leze “De apocryphe evangeliën, naar de nieuwste uitgave van Tischendorf, vertaald door L. van Cleeff en C. P. Hofstede de Groot (Amsterdam, Brinkman, 1867).

< >