Apium of eppe, is een plantengeslacht uit de familie der Schermbloemigen. Het heeft een gesleufden, buisvormigen stengel, enkelgevinde lagere en driedeelige hoogere bladeren en zeer kort gesteelde bloemschermen zonder groote of kleine omwindsels. A. graveolens of de gewone selderij groeit ook in ons Vaderland op vochtige gronden in het wild.
Zij is eene tweejarige plant en heeft donkergroene, glanzige, sterk riekende bladeren. De wortel der wilde plant is spilvormig; hij heeft een onaangenamen, doordringenden reuk en een scherpen smaak. Door het kweeken verliest hij echter die eigenschappen en verkrijgt hij een specerijachtigen geur. De gekweekte selderij levert twee verscheidenheden, namelijk de bladselderij met langgesteelde bladeren en dunne wortels, en de knolselderij met kortgesteelde bladeren en een dikken wortel. Beide eischen een vetten grond en veel vochtigheid en moeten zoo vroeg mogelijk worden gezaaid. In de wortels vindt men olie, plantenslijm, zetmeel, suiker en eene stof, die op mannasuiker gelijkt. De selderij is eene geliefkoosde groente in soep en wordt ook veel als salade gegeten.