Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aphrodite

betekenis & definitie

Aphrodite, door de Romeinen Venus genoemd en volgens de Grieksche en Romeinsche fabelleer de godin der schoonheid en der liefde, ontstond naar luid der Grieksche mythe uit het schuim der zee, weshalve zij den bijnaam van “anadyomene” (zie onder dat woord) of “de opduikende” droeg. Haar vader was Uranus.

Volgens anderen was zij eene dochter van Zeus (Jupiter) en Dione. Het zacht geblaas der zephirs bragt haar naar Cythere en vervolgens naar het eiland Cyprus. Toen zij er den oever betrad, ontsproten geurige kruiden onder hare schreden, en Eros en Himeros (Anteros) vergezelden haar naar de onsterfelijke goden. In cosmologischen zin is zij het verpersoonlijkt voortplantingsvermogen der natuur, welke laatste uit de wateren is verrezen, zoodat zij zich ook naast Poseidon (Neptunus) vertoont als de heerscheres der zee. In deze waardigheid bezat zij tempels aan de kust van Klein-Azië en op de eilanden. Deze voorstelling is echter van Oosterschen oorsprong, en hare eeredienst in deze tempels was dezelfde als die der Syrische Astarte.

In de Grieksche volksgodsdienst werd zij vervolgens de godin der schoonheid en der liefde, der bruiloften en echtverbindtenissen, en de nieuwere Attische kunst huldigt in haar de betooverende bekoorlijkheid der vrouw. Zij was gehuwd met den alles behalve schoonen Hephaestus (Vulcanus), maar zij had tevens onderscheidene minnaars, zooals Ares (Mars), Anchises en Adonis. Teregt vermelden de Grieken twee godinnen, die den naam van Aphrodite dragen, namelijk Aphrodite Urania of de “Hemelsche”, de godin der reine liefde, en Aphrodite Pandemos (bij de Romeinen Venus vulgivaga of vulgaris), de godin der zinnelijke liefde.

De voornaamste plaatsen, waar Aphrodite in de dagen der oudheid gehuldigd werd, zijn Phoenicië en Syrië, — voorts Cyprus, waar zij te Paphos en Amathus prachtige tempels had, zoodat zij dikwijls de bijnamen Paphia en Amathusia draagt, Cnidus, Abydos, Cos, Cythere, Thespiae, Athene, Megara en Corinthe. De dichters verheffen den bekoorlijken vorm van haar ligchaam en roemen haren gordel als de woonplaats van liefde, verlangen en zoete tooverij. Vele dieren waren aan haar gewijd, zooals de bok, de musch, de patrijs, de duif, de zwaluw, de gans, de zwaan, de dolphijn, de schildpad en de purperslak, alsmede vele gewassen, zooals de myrt, de linde, de roos, de anemoon, de appelboom enz. Van de maanden was April aan haar geheiligd, en van de dagen der week de vrijdag. Voor haar werden de feesten gevierd, die men met den naam van “adonia”, “aphrodisia” en “pervigilia” bestempelde.

De kunst stelt haar voor in de bevalligste vormen van haar geslacht. Haar gelaat is in lateren tijd fijn besneden en langwerpig, haar smachtend oog en de glimlach om haren mond vereenigen zich tot eene algemeene uitdrukking van bevalligheid en opgeruimdheid. Het haar is keurig en sierlijk opgemaakt en bij de oudere beelden door een diadeem omsloten, terwijl het bij de naakte beelden van lateren tijd achter is zaâmgebonden. Beroemd waren in ouden tijd de standbeelden van Aphrodite, door Praxiteles vervaardigd, benevens het schilderij der “Anadyomene” van Apelles. De beroemde Venus de Medici, een standbeeld, dat zich te Florence bevindt, schijnt naar een voorbeeld van Praxiteles door Cleomenes, een Atheensch beeldhouwer, vervaardigd te wezen.

< >